Bij de Molen
Knis Beheer
KOOZAA
Huitsing & Poort
Hotel 't Gemeentehuis
De Kleine Munt

Suzan Hooijer, Een goed begin is het halve werk?

Ik ben een ochtendmens, altijd al geweest. De gestolen uurtjes, als de rest naar school is, op het werk of op een oor ligt, daar kan ik intens van genieten. Vaste ritueeltjes die in de loop van de tijd ontstaan en weer veranderd zijn, koester ik. Dagblad uit de postbus, cappuccino uit de espressomachine en als klap op de vuurpijl een kom warme vers gemaakte havermout met banaan en verse jus.

In de lente, zomer en herfst neem ik, als het weer het ook maar enigszins toelaat plaats op het meest windstille plekje waar de zon op dat moment schijnt. Tijd vliegt voorbij als je plezier hebt, blijkt op dit soort ochtenden keer op keer, een waarheid als de koe te zijn.

Want hoe fijn ik het ook vind om ze te zien, het komt altijd te vroeg voor mijn gevoel. Het moment dat de rest van het stelletje een voor een naar beneden druppelt en mijn eigen kleine idyllische realiteit binnen stommelt, als de olifant in de porseleinkast. Meestal heb ik de avond ervoor al een plan uitgestippeld van wat er na de verstoring van mijn paradijselijke Ochtenstond allemaal op het programma staat.

Datgene wat ik de avond ervoor in al mijn enthousiasme had bedacht loopt steevast averij op. Er is altijd wel een kind met een sportblessure, kapotte fiets of een onredelijke wens dat op de meest ongelegen momenten voorrang eist. “Je kunt best zelf naar de bushalte fietsen hoor,” zeg ik zuchtend. “Mijn fiets staat nog bij de bushalte, dat weet je best en ik moet er al om tien voor zijn,” bitst dochterlief me onverbiddelijk toe.

Het feit dat die er nog staat, omdat madam vertikte om door regen en wind terug te fietsen is geen enkel argument, gebeurd is gebeurd en dan had ik haar maar niet moeten ophalen. Dus rij ik tien minuten later al mopperend, richting de bushalte en zet de kleine dwingeland af. Mijn irritatie wijt ik aan haar, aan haar vader, die had toegezegd de fiets na zijn werk even op te halen bij de bushalte, maar dit, zoals bijna altijd het geval is bij hem, vergeten is te doen.

Desnoods betrek ik het Nederlandse rotklimaat en de oneindig durende Pandemie erbij, alles is mogelijk. Diep van binnen ben ik natuurlijk boos op mezelf, op mijn onvermogen consequent te zijn in het opvoeden en op mijn toegeeflijkheid, die groter is dan ik wenselijk acht. Als de man mij hier later fijntjes op wijst, richt ik mijn pijlen op hem. Waarom is het toch zo moeilijk om het gewoon te erkennen, vraag ik mezelf dikwijls af. Maar voordat ik aan de beantwoording van die vraag toekom, heeft de dagelijkse realiteit de macht alweer overgenomen.

Een app van mijn zusje, ze heeft autopech en moet over een half uur in de stad zijn voor een afspraak. Ik ben de laatste hoop, zegt ze terwijl ik naar mijn rommelige aanrecht staar. Terwijl ik mijn jas aantrek roep ik naar boven, waar mijn zoon op zijn kamer iets (of niet) zit te doen, dat hij de vaatwasser in- en uit moet ruimen. Wat hij precies antwoord ontgaat me, omdat ik al buiten ben.

Op een drafje naar mijn auto, maar de toon ervan is niet bepaald bemoedigend. Verdorie, m’n autosleutels zitten niet in mijn jaszak! Al vloekend ren ik het huis weer in. Als ze niet op de meest voor de hand liggende plekjes blijken te liggen, vechten ongeduld en wanhoop om voorrang. Als een kip zonder kop ren ik langs de meest onwaarschijnlijke plekjes, maar sleutels vind ik niet. Totdat een helder moment de redding biedt: ze liggen op de wc, in het wasbakje!

De lol is er goed vanaf, van deze dinsdagochtend, of is het inmiddels al middag? Verrek ja! Het is tien over twaalf. Ik kom te laat bij mijn zusje. Al slingerend app ik haar, om daarna plankgas richting Ten Boer te gaan. ‘Haal jij avondeten?’, lees ik op het scherm van mijn telefoon, als ik bijna weer thuis ben. Het wordt steeds gekker! ‘Nee, ben bijna thuis en heb nog seconde rust gehad. Doe jij dat maar.’

‘Ja hallo, ik ben net in de stad, even wandelen. Dan wordt het wel wat later allemaal’, appt manlief me een kwartier later terug. Mij best, als het maar niet te laat wordt. Eenmaal thuisgekomen stel ik met lichte verbijstering, doch enigszins verrast vast, dat de vaatwasser voor 2/3 is uitgeruimd en dat de keuken nog net zo’n bende is, als toen ik hier wegging. Oudste is nergens te bekennen en ik vertik het om midden in de puinhoop te gaan zitten. Als ik uiteindelijk klaar ben, plof ik met mijn iPad op de bank. Rust! Eindelijk rust, dat werd tijd.

Halverwege de eerste pagina Showbizznieuws moet ik in slaap zijn gesukkeld en ik schrik wakker van twee berichtjes die vlak na elkaar binnenkomen op mijn telefoon. Dit kan niet waar zijn: ‘mam, kun je me ophalen straks bij de bushalte, Ik ben mijn fietssleutel kwijt.’ Nu verlies ik de zelfcontrole en mijn antwoord is een tirade vol verwijten en onbegrip.

‘App papa maar’, besluit ik het gesprek. ‘Heb ik al gedaan, maar die moet nog naar de winkel’. ‘Allemachtig, waarmee heb ik mezelf omringd’, prevel ik op weg naar de bushalte. Tuurlijk, een trekker, waarom ook niet? Slomer dan sloom tuffen we richting het dorp, gelukkig gaat hij op de kruising naar rechts en de laatste paar honderd meter op volle snelheid naar mijn einddoel.

‘Jeetje, wat duurde dat lang, ik ben helemaal natgeregend’, is mijn begroeting. Uit zelfbescherming zeg ik maar niks terug en sommeer mijn dochter haar fiets te pakken, zodat we die achterin de auto kunnen gooien. “Kijk mam, mijn sleutel zat nog in m’n fiets,” hoor ik dochter quasi verrast achter me kraaien. Mijn preek die daarop volgt is voorspelbaar, haar reactie ook. Ik ben moe, heb totaal geen zin meer in deze dag en het enige dat ik nog wil is even alleen zijn, rust.

Met m’n laatste stukje volharding dat ik nog heb, dwing ik de kinderen om schoenen, jassen, broeken van de grond, stoelen en tafel te pakken en daar te zetten/leggen/hangen waar het hoort. Terwijl we inmiddels alle drie met hoofden als donderwolken onze taakjes volbrengen, zwaait de achterdeur open. Daar zal je vader hebben. Blosjes op de wangen, het nog resterende haar enigszins verwilderd door de wind, frisse blik in zijn ogen. De stadwandeling heeft hem zichtbaar goed gedaan.

Hij kijkt tevreden om zich heen en wrijft z’n handen warm. “Boodschappen meegenomen,” vraag ik kortaf. ‘Jazeker’, zegt hij. “Ik hoop iets gezonds,” zeg ik weinig hoopvol. “Nou, het leek me wel gezellig om vanavond even iets lekkers te eten, beetje simpel.” “Ik heb lekker veel shoarma, met echte pitabroodjes en knoflooksaus gekocht, even lekker genieten dacht ik zo.”

“Yes, papa heeft shoarma gekocht! Godzijdank niet dat vieze eten van mama vanavond”, roepen ze in koor.  Zelfvoldaan met zijn heldenrol, zet hij de boodschappen op tafel en vraagt: “Kook jij, of ik? Ik ben totall loss van dat gewandel en gewinkel.”

Het maakt me niet uit wat we gaan eten, het enige waar ik naar verlang is een kop havermout en een cappuccino in de zon……

Bert Koster
Middelstum
info@bert-koster.nl
bertkoster1@gmail.com
www.bert-koster.nl
06-51715098
0595-552405
KvK nummer: 57250278
BTW nummer: NL001445322B69