Kunt u zich heel kort even voorstellen?
Mijn volledige naam luidt Hendrik Johannes Buitjes, roepnaam Henk. Ik ben op 27 mei 1959 geboren in Zoutkamp. Ik heb nog een oudere zuster, zij woont in Zoutkamp. Mijn broer heb ik nooit gekend, hij is op 4-jarige leeftijd overleden aan de gevolgen van leukemie. Ik kom uit een echte vissersfamilie en behoor inmiddels tot de tiende generatie van vissermannen. Veel van mijn voorvaderen zijn in de omgeving Zoutkamp / Vierhuizen opgegroeid.
Ik ben geboren in de Visserstraat in Zoutkamp en heb daar tot mijn 19e gewoond. Toen volgden vier jaren aan de Reitdiepkade in de haven en ik heb ook nog enige jaren aan de Churchillstraat gewoond. Na mijn scheiding kreeg ik een nieuwe partner en dat bracht mij zo’n dertig jaar geleden naar Warffum, naar de Wethouder G. Reindersstraat om precies te zijn. Dat bevalt prima, we wonen op de ruimte, maar in mijn hart zal ik altijd een ‘Zoltkamper blieven.’
Wat is uw burgerlijke staat?
Op papier ben ik nog steeds vrijgezel maar ik ben inmiddels al weer dertig jaar samen met Foske Arkema, zij komt oorspronkelijk uit Pieterburen. Alfred en Wineke zijn tijdens mijn eerste relatie op de wereld gekomen. Met Foske heb ik twee zoons en een dochter gekregen: Janneke, Krijn en Harm. Krijn is vernoemd naar de stamvader waar alle Buitjes van afstammen, hij werd in 1620 geboren.
De jongste drie kinderen wonen nog thuis, dat bevalt prima. Alfred woont in Zoutkamp en Wineke in Haren. Ik ben de trotse opa van vijf kleinkinderen, in leeftijd variërend van twee tot tien jaar oud.
Wat is uw voormalig beroep?
Na de lagere school in Zoutkamp, ging ik naar de MAVO in Eenrum. Ik had toen nog geen idee wat te doen of te worden. De HAVO in Groningen was vervolgens een logische stap. Studeren in Deventer in de richting van de tropische landbouw leek mij wel wat. Het buitenland, en dan vooral Afrika, trok mij hierbij ook wel qua stagemogelijkheden. Men vond mij hiervoor echter nog te jong en ze gaven als advies mee om eerst maar eens naar Israël te gaan om in een kibboets te gaan werken. Daar had ik wel oren naar.
Mijn ouders hadden echter wel hun bedenkingen. Daarbij had ik mij vrij laat voor deze studie aangemeld. Ik ben toen eerst met mijn vader meegegaan als visser en dat beviel onverwacht goed. Het was van april t/m december flink aanpoten, we gingen er dan voor 120% voor. De winter werd gebruikt voor herstelwerkzaamheden, dat leverde wat meer vrije tijd op. Pa viste vooral op garnalen in de Lauwerszee en later op aalvissen in het Lauwersmeer. Hij was al in de zestig, pa trouwde pas op latere leeftijd met mijn moeder, toen ik bij hem kwam werken.
Ik was een jaar of achttien, negentien toen ik het bedrijf van hem overnam en daar was hij maar wat blij mee. In het begin ging hij nog vaak mee om mij de fijne kneepjes van het vak te leren. Later beperkte hij zich meer tot het repareren van de netten. Het ging heel mooi in de tachtiger jaren, ik kon er een knecht bij aannemen. Begin jaren negentig ging het echter mis toen de palingen getroffen werden door een parasiet waaraan zo’n 70 tot 80% van de alen stierf.
Een zorgelijke tijd brak aan. Een knecht kon ik niet meer betalen en toen moest ik met werkweken van honderd en meer uren zelf aan de bak. Dat was niet alleen fysiek gezien heel zwaar maar het leverde met een loon op uitkeringsniveau ook nog eens niets op. Daarbij was ik ook net gescheiden. Mijn nieuwe vriendin was bang dat het allemaal niet goed zou gaan en adviseerde mij om ander werk te gaan zoeken. Dat is uiteindelijk ook gebeurd en hier zal ik straks meer over vertellen.
Die carrièreswitch heeft zo’n vijf jaar geduurd en daarna was ik het helemaal beu. Ik naam, impulsief als ik was, ontslag, een gegeven waar Foske niet zo blij mee was. Ik nam contact op met Matthijs van der Ploeg, eigenaar van het bedrijf Roodzand, met de vraag of hij nog een schip voor mij wist. Hij had nog wel een schip voor mij liggen en ik kreeg er een hulp bij waarmee ik op garnalen ging vissen. Dat was uiteraard eerst wel even weer wennen maar door schade en schande kreeg ik het schip steeds beter onder controle.
Maar ik ben eigenzinnig en heb een eigen visie, daarbij kan ik slecht tegen autoriteit. Dat het op den duur begon te botsen met mijn superieuren was dus niet onverwacht. Ik wilde graag weer eigen baas worden en zag in 2002 een advertentie staan waarin de WL21 te koop werd aangeboden. Ik slaagde erin de boot te kopen en wijzigde de naam bij het inleveren van de vergunningaanvraag in de ZK 37. Die naam was vroeger aan de boot van Jaap Frik toebedeeld, een goed visser die bekend stond om zijn mazzel qua opbrengst. Misschien zou die mazzel naar mij overslaan als ik de boot zo zou noemen.
Dat is niet helemaal gelukt want ook hier ging het weer met vallen en opstaan. Ik weet nog dat ik het schip net overgenomen had, dat de garnalenprijs als een plumpudding in elk zakte. Dat was dus best wel een spannende tijd. Maar met hard werken en zuinig leven lukte het om er weer bovenop te komen. Ik was maar wat blij dat ik bij de bank niet een nog hogere lening had afgesloten want ik kon gerust nog €20.000,- meer lenen voor een bedrijfsbus.
Inmiddels had mijn zoon Alfred de visserijschool afgerond, een MBO-opleiding op Urk. Om te varen heb je tegenwoordig stuurman/werktuigkundige papieren nodig van niveau zes. Ik moest er zelf ook aan geloven. Twee jaar lang ging ik elke zaterdag naar Urk waar ik dan van 08.30 tot 17.00 uur in de schoolbanken zat. De boeken gingen mee op zee want zondag was administratiedag en daarbij moest ik ook nog voetballen met Zeester. Dat laatste was op den duur, ik had immers ook nog jonge kinderen, niet meer te combineren.
Mijn zoon is zijn vaarcarrière begonnen bij mij maar dat botste op den duur. Hij heeft toen elders de nodige ervaring opgedaan, onder andere in het baggerwerk. Toen een kleine twee geleden mijn zeer ervaren medewerker plotseling overleed, hij kreeg een hartaanval en sloeg overboord, is hij weer bij mij aan het werk gegaan. Die samenwerking verloopt goed. Hij wil echter liever niet meer aan dek aan het werk en staat nu als schipper achter het stuur. Mijn lichaam gedijt goed onder het feit dat ik nu meer aan dek bezig ben, gevoelsmatig ben ik de laatste tijd weer wat leniger geworden.
Hoe bevalt het gepensioneerd zijn?
De ZK 37 stamt uit 1946 en daar moest veel aan gebeuren. Dit heeft ons doen besluiten om een andere schip te kopen. Deze is een stuk jonger, bouwjaar 1986, en het lukte ons om die eind vorig jaar op de kop te tikken. Dit schip wordt nu grondig aangepakt en totdat hij klaar is, vermoedelijk aan het eind van dit jaar, blijven we varen op de ZK 37. Hopelijk kunnen we hem tegen die tijd verkopen maar momenteel is er nog niet heel veel vraag naar. Maar dat kan na een goed visjaar maar zo weer veranderen.
Zoals het nu gaat en als mijn gezondheid het toelaat, zou ik nog wel twintig jaar door willen gaan. Dat zegt zeker iets over mijn liefde voor het vak. We vormen een goede combinatie. Alfred redt zich prima en kan heel goed met de nieuwste communicatiemiddelen omgaan. Vaak varen we op zondagnacht uit om donderdags terug te keren. Ik mag dus graag de zee op maar vindt het thuis ook prima. Daar kan ik dan mooi de schapen en de geiten verzorgen.
Daarbij zet ik mij als vrijwilliger in voor de visserij in het algemeen. Zo ben ik nu betrokken bij de oprichting van een monument ter nagedachtenis van de afsluiting van de Lauwerszee. Ik zit in het bestuur van visserijcoöperatie Lauwersoog en run samen met drie collega’s de garnalenonderneming ‘Solt’. Het pellen gebeurt in Lauwersoog waarna de garnalen zonder toevoeging van conserveringsmiddelen worden ingepakt.
Tot slot wil ik graag een vinger in de pap hebben bij de bouw van het Werelderfgoedcentrum hier in Lauwersoog want naar mijn mening is er in de plannen veel te weinig aandacht voor de visserijtak. Ik heb dus een gesprek met de initiators aangevraagd. Ik blijf positief over de visserij. De zee zal altijd genoeg vis bevatten en we moeten ons niet te snel naar de slachtbank laten leiden!
Wat zijn de hoogtepunten uit uw leven?
De geboorte van mijn kinderen en kleinkinderen. Om dat mee te mogen maken is heel bijzonder. Kijk, de visserij, inclusief de aankoop van mijn eigen schip, levert heel wat verhalen op. Het gaat nooit van een leien dakje want je hebt soms te maken met pech of slecht weer. Maar je leert vanzelf om inventief te zijn, ondanks dat ik niet technisch ben. Al met al kan ik inmiddels wel een boek schrijven. Maar al die verhalen halen het niet bij de geboorte van mijn (klein)kinderen.
En de dieptepunten?
Het overlijden van Bé Wierenga, koning van de Lauwers, heeft mij erg aangrepen. Zeker omdat ik het van nabij heb meebeleefd. Hij heeft jarenlang voor mij gewerkt en we hebben lief en leed gedeeld. En toen was hij er maar zo niet meer. Dat heeft tot heel wat consternatie geleid, ook in de visserswereld.
Heeft u nog anekdotes en mooie verhalen?
Toen het slecht ging met de visserij, kwam Foske dus met het advies om wat anders te gaan zoeken. Toen ze een advertentie zag, waarin de GGZ op zoek was naar mensen die de opleiding tot psychische verpleegkundige zouden willen volgen, was ze erg enthousiast. Ze wilde zelfs de sollicitatiebrief wel schrijven. Foske bleef er over doorgaan en om maar van het ‘gezeur’ af te zijn, heb ik de brief, zonder hem te lezen, ondertekend.
Tot mijn verbazing werd ik enige maanden later uitgenodigd voor een gesprek. Ik legde eerlijk uit hoe een en ander tot stand gekomen was en dat ik eigenlijk helemaal geen ervaring noch belang had bij het gebeuren. Daarmee dacht ik dat de kous af was maar de verbazing werd nog groter toen bleek dat ik één van de vijf mensen was uit honderd sollicitanten die ze hadden aangenomen.
En zo begon ik dus aan de opleiding zonder ook maar iets van de materie te snappen. Dat veranderde pas tijdens een snuffelstage, toen begonnen de nodige kwartjes te vallen. Ik heb al met al 3,5 jaar over de opleiding gedaan i.p.v. 3 omdat ik wat problemen ondervond met het opstellen van mijn scriptie. Vervolgens heb ik twee jaar met veel plezier mijn werk gaan. Ik nam het werk absoluut niet mee naar huis, ondanks dat ik moest dealen met mensen die zelfmoord wilden plegen of schizofreen waren.
Als ondernemer was ik gewend om creatieve oplossingen te verzinnen wanneer het tegenzat maar daarmee botste ik steeds meer met de managers. ‘Jij denkt dat jij het beter weet?’, beten ze mij wel eens toe. En dat was eigenlijk ook wel zo. Dit begon mij op den duur zo tegen te staan en te irriteren dat ik abrupt ontslag heb genomen om vervolgens weer visser te worden. Zo kwam er na vijf jaar een eind aan een bijzondere werkswitch.
Wat zou u ooit nog willen doen in uw leven?
Lekker op dezelfde manier zo doorgaan. Spannende en bijzondere dingen als bijvoorbeeld parachutespringen zijn aan mij niet besteed. Ik maak af en toe wel gevaarlijke dingen mee maar zoek het gevaar niet bewust op.
Waar heeft u spijt van gehad in uw leven?
Nergens van, je leert van je fouten. Als ik een stommiteit niet had begaan, was er misschien wel een andere voor in de plaats gekomen. En daarbij heeft mijn eerste relatie twee mooie kinderen opgeleverd, hoe kun je daar dan spijt van hebben?
Wat zou u uw leven voor een cijfer willen geven?
Ik mag niet mopperen en kijk tot dusver zeer tevreden terug. Noteer maar een dikke negen. En dat heeft niets met geld te maken. Ik heb veel ‘oardige en schiere’ mensen om mij heen en dat stemt tevreden.
Wilt u verder nog iets kwijt?
Blijf mooi met je beide benen op de grond staan, zonder al te veel poespas. En blijf zoveel mogelijk Gronings praten. Dat doe ik zelf ook tegen mijn kinderen en kleinkinderen.