Zaterdag genoot ik eerst van een stevig ontbijt in het Fletcher Hotel in Lochem om vervolgens nog even een rondje Lochem te doen. Daar ontwaarde ik tot mijn verrassing een oud-Middelstumer met zijn nieuwe partner (die Middelstum en de rust nog meer miste dan hijzelf) en jongste dochter plus kleinzoon. Het was leuk om even weer bij te praten maar net na het middaguur was daar dan toch het beoogd hoogtepunt. Van Lochem tufte ik naar Eibergen, op naar Kamp Holterhoek.
Ik was op zoek naar herkenningspunten die mij zouden herinneren aan al die dagen, weken en maanden begin 1996. Ik vond er weinig. Neede, Haaksbergen, Ruurlo, Eibergen zelf. Allemaal bekende plaatsnamen maar er gingen geen herkenningsbelletjes rinkelen. De kazerne ligt dan ook enige kilometers buiten het dorp. Om er te komen moest je een dik half uur stevig doorstappen nadat je de bus verlaten had. En opeens zag ik de karakteristieke wegbewijzering die er nog was. Een luikje met herinneringen schoot open.
Het voelde vreemd opwindend toen ik langzaam de laatste twee kilometer aflegde. Dit kwam mij wel weer heel bekend voor. In de verte knipperde een waarschuwingspijl, Kamp Holterhoek diende zich aan. Voorzichtig draaide ik het terrein op. Naast de Nederlandse vlag, wapperde de Duitse. Verrek ja, dat is ook zo. Op de kazerne liepen veel Duitsers rond. Op Kamp Holterhoek deed men aan elektronische oorlogsvoering. Wie weet hoeveel wereldoorlogen er in mijn tijd wel niet om zeep geholpen zijn. Dat ging allemaal buiten mij om trouwens.
Net naast de toegangspoort stonden vroeger van die tijdelijke woonunits. In één van die barakken bivakkeerde ik. Na het eindappèl trok ik mij hier vaak terug. Met een sporttas vol met boeken en tussendoor vaak even een rondje rennen, voltrokken de dagen zich hier in alle rust en soms ook eenzaamheid. Een televisie had ik niet. Het enige wat de kamer opfleurde was mijn cassettedeck en een kaart van een kleine meter bij een kleine meter, mij toegestuurd door de GJV Middelstum waar ik een jaar eerder als voorzitter gestopt was. Wanneer ik nu ‘You don’t fool me’ van Queen hoor, word ik zo teruggezogen naar die plek.
Men deed en doet in Eibergen aan geheime oorlogsvoering. Zo raar was het dus niet dat ik het kazerneterrein niet mocht betreden. Al heb ik het wel geprobeerd. Ik had hier immers zeven maanden van mijn jonge leven gediend, cq verspeeld. Het mocht niet baten. En dus maakte ik van die nood een deugd. Ik maakte opnieuw het rondje Alfa. Daar waar we elke maandagmorgen mee begonnen. In sporttenue op appèl, daarna 4,2 kilometer hardlopen om vervolgens gedoucht en al aan een nieuwe ‘werkweek’ te beginnen.
Tijdens het wandelrondje kwamen oude herinneringen boven. In de eerste decembermaand was daar het MAG-schieten in Den Helder. Maart bracht een heroïsch weekje commandotraining in Roosendaal. In mei was daar een grote oefening in Zuid-Duitsland waarmee we twee weken onder de pannen waren. In de eerste maand werd ik ingewerkt door dienstplichtig sergeant Hendriks. Hij zwaaide af met een getuigschrift vol lof en een bonus. De lat lag dus hoog….
Zoveel indruk heb ik niet gemaakt. Alhoewel. Eén keer kwam het voor dat zowel de majoor als de kapitein het slotappèl niet af konden nemen en dus mocht ik het peloton afserveren. Dit ondergaan was heel anders dan hem te moeten leiden, ik bakte er niets van. Het was dan ook direct de laatste keer dat ik dit mocht doen. De plek rechts vooraan was altijd ingeruimd voor mij als sergeant. Maar een enkele keer ging hier een soldaat eerste klas staan. De eerste keer deed ik net alsof ik gek was maar de tweede keer sprak ik hem er op aan. Door mijn baret van het hoofd te tikken gaf hij aan wat hij hiervan dacht. Verbouwereerd dacht ik enige seconden na over een vuistslag vol tegen zijn kanis. Maar dat was dit circus mij niet waard.
Daarbij at ik toch al veel liever met het voetvolk in de kantine dan met het kader in de mess. Het eten was daar altijd lekker. Ik kan het nog in kilogrammen uitdrukken. Ik was 62 kg toen ik in dienst kwam, 60 kg na mijn eerste week in het veld en 67 kg toen ik afzwaaide. Toen ik veertien jaar later Miranda leerde kennen, gaf de weegschaal 71 kg aan. Inmiddels zijn we naast tien levensjaren ook tien kilogram lichaamsgewicht verder. Dit terzijde…
Vlak voor dat ik weer bij de ingang was, tuurde ik nog even door de afrastering. Mijn hart maakte een vreugdesprongetje. Heel in de verte ontwaarde ik de loods waar mijn werkterrein lag. Ergens achterin was een klein kantoortje waar ’s morgens sergeant Kamphuis de scepter zwaaide over de (vracht)rijdende soldaten/chauffeurs Tunc, Löwik, Scheers en mijn persoontje. Vaak hadden die dienstplichtigen niet al te veel te doen. Ik had nog het geluk dat ik de kapotte kleding van het peloton in ontvangst mocht nemen om dit vervolgens administratief te verwerken. Dat doodde de tijd een beetje.
Een a twee keer per maand ging ik in toerbeurt met een van de chauffeurs naar Apeldoorn om deze kleding te vervangen. In Apeldoorn keek ik altijd goed rond of ik mijn favoriete jeugdherinnering nog kon traceren. Het is er helaas nooit van gekomen. Van de eerder genoemde werkloods had ik een sleutel en dat gaf mij de kans om ’s avonds sollicitatiebrieven te versturen. Een van die brieven ging naar Rotterdam en zo kon het gebeuren dat ik op een vrijdag thuiskwam en dat moeders de vrouw aangaf een telefoontje uit de havenstad te hebben gekregen waarbij de vraag gesteld werd of iemand uit Noord-Groningen wel in Rotterdam zou willen werken. Ik heb geen flauw idee wat mijn moeder geantwoord heeft maar ik heb nooit meer iets van of over deze brief gehoord….
Zoete herinneringen aan een bijzondere tijd, bedenk ik mij wanneer ik terug mijn auto instap. Onderweg kijk ik nog even of ik een klein ventje met een zware militaire plunjebaal zie lopen die ik een lift aan zou kunnen bieden. Dat hoeft natuurlijk niet want dat mannetje zit immers zelf achter het stuur. Ik zie mij daar nog afgezwaaid lopen. Blij dat het er op zat maar ook onzeker wat de toekomst zou brengen.
24 jaar was ik toen en we zijn nu 24 jaar verder. Morgen keer ik terug naar thuis. Niet naar een tijdelijke keet in Eibergen of een appartement in Rotterdam maar naar een pracht woning vol bedrijvigheid in het Noord-Groningse Middelstum. Drie hoog tik ik op zolder al ‘werkend’ op maandagmorgen deze laatste zinnen weg. In gedachten kijk ik nog even in de achteruitkijkspiegel waar ik Kamp Holterhoek steeds kleiner zie worden. Ik denk niet dat ik hier ooit terugkeer. Het boek Eibergen is gesloten, de laatste punt gezet. Toch was het een prachtig weekend vol weemoed en zoete herinneringen. Het was goed om even terug te zijn en terug te blikken!