Bij de Molen
Knis Beheer
KOOZAA
Huitsing & Poort
Hotel 't Gemeentehuis
De Kleine Munt

Erik Gritter, Tijd

Een dag niet geschreven, is een dag niet geleefd. Ik geef toe: dat klinkt overdreven, maar het staat er toch. Het geeft uitdrukking aan een gevoel dat ik sinds mijn twaalfde ken. Door regelmatig creatief te schrijven voel ik me nét iets completer, nét iets vollediger, nét iets meer ‘af’. Ondanks de frustraties en de worstelingen die onlosmakelijk met het schrijven zijn verbonden, geeft het werken aan een gedicht of een verhaal mij een zalig gevoel van voldoening.

Terugkijkend heeft de drang om te schrijven denk ik mooie dingen opgeleverd. De zenuwen rondom de eerste optredens met poëzie in stugge kroegjes, de trots na publicatie van verhalen en gedichten in literaire tijdschriften en de persoon uit het publiek die je in de pauze van een voordrachtavond voorhoudt dat die éne regel haar diep heeft geraakt.

Het leven was in dit opzicht vol en rijk: uitverkochte literaire wandelingen in het Lauwersmeergebied, bundeltjes, een ‘one man show’, een musical, vele poëzieavonden en diverse gedichten in opdracht. Later combineerde ik de poëzie met mijn andere liefde: de muziek. Dit alles het liefst tussen de mensen, één met het publiek. Interactief. Een versterkt podium creëert afstand en doet je opkijken naar de artiest; ga gewoon zitten aan een tafel met je gasten en doe je ding!

Het geschreven woord, al dan niet uitgesproken, heeft iets magisch. Woorden doen ertoe. Ze kunnen kwetsen of ontroeren, ze kunnen helen of choqueren. De drang om te schrijven is echter iets strikt persoonlijks. Het kanaliseert de eigen gedachten, het verwerkt momenten van Dood en Nieuw Leven, het brengt orde in de chaos. Dat klinkt stevig, maar ik heb eerlijk gezegd geen idee. De drang is er gewoon.

Tot mijn eigen verbazing stokte het schrijven volledig in maart 2020. De wereld kwam letterlijk stil te staan als gevolg van lockdowns en avondklokken. Ik las over een onderzoek waaruit naar voren kwam dat de ‘coronatijd’ grofweg twee mogelijke effecten had op schrijvers, musici en kunstenaars in het algemeen: óf ze werden ongelooflijk productief, óf ze kwamen gierend tot stilstand.

Ik bleek duidelijk in de laatste categorie te vallen. Ik heb geen spat geschreven in de ‘coronaperiode’ en ben er nog steeds niet helemaal van hersteld. Even aan de zijlijn: de toezegging een column te schrijven voor deze rubriek helpt. Woorden kunnen helen, zeker ook voor de schrijver.

In het genoemde onderzoek werd ook een mogelijke verklaring gegeven voor het tegenstrijdige effect dat de ‘coronatijd’ had op creatievelingen. Het wegvallen van de turbulente buitenwereld leidde bij sommigen tot een grotere concentratie op het ‘innerlijke’, waardoor – door meer tijd en rust – plots rijkelijk uit interne bronnen kon worden geput.

Anderen leken zich juist meer te voeden met de buitenwereld. Door het wegvallen van externe ‘prikkels’ droogden de bronnen snel op. Zo zwart-wit zullen de resultaten van het onderzoek niet zijn geweest, maar ik denk het wel te herkennen. Niet zelden leidde in mijn geval een flard van een opgevangen gesprek in een veel te drukke trein tot een gedicht. Om maar iets te noemen.

Sinds een tijdje is de wereld weer vrijwel volledig begaanbaar. Los van degenen die helaas toch niet rijden, geven de treinen – om het even daar bij te houden – weer voedsel voor de poëtische ziel. Maar het komt helaas van ver. Het gaat moeizaam. Onlangs kwam daarbij het besef dat de tijd toch wel heel snel voorbij is gegaan. In een zucht vervlogen.

Voor iedereen die zoals ik de vijftig al weer enige tijd is gepasseerd, zal dit mogelijk herkenbaar zijn. Het gevoel van: ‘waar zijn al die jaren gebleven’. Maar met name de laatste twee en een half jaar lijken volledig te zijn verdampt. Maar er is nog zoveel te doen en te beleven!

Niet treuren, Gritter: laat je ermee confronteren en laat het inspireren. Schrijf het op en accepteer. En eindig met hoop, want hoop – zo zegt men – doet leven. Goed, bij deze dan. De titel van het gedicht is simpelweg ‘Tijd’.

Tijd

Ik zie mijn handen:

Licht gebruind, niet de jongste

Littekens – een oude snijwond,

Een schroeiwond:

Iets met een hete motor van een maaier

 

Ik zie ringen:

Een feest in negen en negentig

Een feest in tweeduizend drie

En nog een derde – markerende symboliek,

Oude haltes op de tijdlijn

Tezamen met de wonden:

Ooit gaaf en glad, nu putjes en krassen

 

Ik sta stil en zie mijn handen

En kijk terug langs het lange spoor

Ik stel die oude vraag:

Hoe ging het zo snel voorbij?

Waar is de tijd gebleven?

Decennia ging ik vooruit, in het nu

Rijdend op de tijd, van halte tot halte

Station to station

Alsmaar door

 

Ik sta stil en kijk terug

En ik zie waar verloren tijd is te vinden:

De zandloper staat stevig

Met onderin de basis, de vervlogen jaren

 

Ik kijk beter en zie ook:

De tijd glijdt voort

Genadeloos –

Steeds minder korrels te gaan

 

De tijd glijdt voort  – voort zolang het duurt

In de hoop, met de wens

Dat ik nog lang kan bouwen

Op en aan de basis

 

Erik Gritter

Bert Koster
Middelstum
info@bert-koster.nl
bertkoster1@gmail.com
www.bert-koster.nl
06-51715098
0595-552405
KvK nummer: 57250278
BTW nummer: NL001445322B69