Bij de Molen
Knis Beheer
KOOZAA
Huitsing & Poort
Hotel 't Gemeentehuis
De Kleine Munt

Arjen Ham, Babbelen

Bovenaan de lijst van dagelijkse bezigheden waaraan ik een hekel heb, staat babbelen. Feitelijk is het de enige vorm van communicatie waaraan ik een hekel heb, niet in de laatste plaats vanwege het holle en oppervlakkige karakter ervan. Sommige mensen zijn dol op babbelen. Met stijgende verbazing kan ik luisteren naar mensen (meestal van vrouwelijke kunne) die vol enthousiasme een schier oneindige stroom van nutteloze informatie uitwisselen.

Soms spat het plezier ervan af en nemen beide deelneemsters in min of meer gelijke mate deel aan het gekwetter. Maar in verreweg de meeste gevallen, mijns inziens ligt dit in de aard van de gemiddelde babbelaar, zijn het nietszeggende monoloogjes die men op elkaar afvuurt, zonder dat er echt geluisterd wordt.

Talrijk zijn de babbelaars die, onder de noemer van interesse in de medemens, een vraag stellen, enkel en alleen om het antwoord als opstapje te gebruiken om eens even flink over zichzelf leeg te lopen. Het maakt ze daarbij niks uit wat de aard van het antwoord was. “Nou kon beter, heb deze week te horen gekregen dat mijn oom kanker heeft”.

Na een perfect gespeeld staaltje van medeleven getoond te hebben, barsten ze vervolgens los over allerlei ziekten van totaal onbekenden. In de regel duurt het nogal lang voordat men de mond eindelijk weer dichtdoet. Een martelgang vind ik dat, niet alleen vanwege mijn afkeer van babbelen maar ook omdat mijn ergernis, verbijstering en een gestaag stijgend gevoel van wanhoop om voorrang strijden.

De roofdieren onder de babbelaars bezitten het vermogen om hun zinnen zo aan elkaar te rijgen, dat het nagenoeg onmogelijk is om onderbroken of afgekapt te worden. Vaak maakt men echter wel een foutje en valt er een korte stilte die ik meestal, murw gebeukt, niet op tijd weet te benutten en dat maakt het geheel er daarna niet draaglijker op.

Reageer nergens op, stel geen vraag en voeg geen enkele prikkel toe die de spreker de kans geeft om zijn monoloog te rekken. De boel laten doodbloeden, dat is de beste strategie die ik tot op heden heb weten te ontwikkelen tegen deze vorm van mishandeling. En dat vind ik heel jammer, want met een beetje wederzijdse belangstelling kan een babbeltje uitgroeien tot een heus gesprek, en laat ik daar nou net dol op zijn. In een goed gesprek kan ik uren opgaan en het maakt me vaak erg blij en gelukkig.

Maar ja, tsja en ach.

Dan is er nog de buitencategorie der praatzieken. Degenen die hiertoe behoren behoeven geen opstapjes, maar beginnen volkomen uit het niets te zwetsen. Een enkeling schuwt daarbij zelfs het gebruik van fysieke middelen en lichte dwang niet, zoals het versperren van je looproute of nota bene het vastpakken van je onderarm. Ook in deze gevallen leiden alle emoties waaraan ik ten prooi val, tot een doffe pijn tussen mijn schouderbladen.

Geconfronteerd met een persoon uit deze categorie, voel ik echter geen ergernis maar eerder een gevoel van medelijden. Dat komt doordat ik vermoed dat, als iemand zich genoodzaakt voelt tot het inzetten van dit soort middelen, dit eerder voortkomt uit eenzaamheid of een andersoortig gemis, dan uit puur egocentrisme. Dat vermoeden maakt het er niet makkelijker op om de doodbloedstrategie toe te passen, ik zou me dan harteloos voelen en daar hou ik niet van.

Op een vroegere werkplek was er een schoonmaakster die zich op dergelijke wijze manifesteerde. Het gebouw bestond uit een aantal vleugels, verbonden door een centrale hal. Na een paar keer bijna in coma te zijn geluld, nam ik het besluit: genoeg is genoeg. Door listig observeren mijnerzijds, kende ik na een tijdje haar vaste schoonmaakroute door het gebouw uit mijn hoofd en paste daar, als ik ergens naartoe moest lopen, mijn route aan aan. Indien noodzakelijk verplaatste ik mij via de buitenkant van het gebouw.

Ik was haar gaan mijden als de pest en was daarin zeker niet de enige. Het zal haar door mij veronderstelde gevoelens van eenzaamheid geen goed hebben gedaan. Door eigen toedoen veroorzaakte ze het tegenovergestelde van datgene waaraan zij behoefte had. Och kon ik toch maar babbelen, verzuchtte ik al zo vaak. Het zou me een hoop ellende besparen.

Is babbelen werkelijk de inferieure communicatievorm waarvoor ik haar houd, of is babbelen een vaardigheid die ik mis en zijn alle gevoelens die ik erbij ervaar het gevolg van dat onvermogen? Ik hou het op een combinatie van beide, waarbij eerstgenoemde factor zwaar de overhand heeft.

Genoeg gebabbeld, zou ik zo zeggen. Het mooie van het schrijven van een column op andermans verzoek is dat ik ongestraft kan leeglopen over een onderwerp naar eigen keuze, wetende dat diegene die het niks boeit, of die het domweg gezanik vindt, gewoonweg kan ophouden met lezen en doorgaan met het leven. Wellicht nog even babbelen met deze of gene?

 

Bert Koster
Middelstum
info@bert-koster.nl
bertkoster1@gmail.com
www.bert-koster.nl
06-51715098
0595-552405
KvK nummer: 57250278
BTW nummer: NL001445322B69