Kun je je heel kort even voorstellen?
Ik durf mijn volledige naam maar nauwelijks te noemen: Emmetje Aplonia Helena van der Spek, roepnaam Emmie. Van schrik hebben we de beide kinderen maar één naam gegeven, haha. Ik ben op elf januari 1955 geboren in Middelstum, in de dokterswoning tegenover de Hippolytyskerk. Ik ben inderdaad de dochter van dokter Van der Spek en heb vijf oudere broers. Ondanks de soms dikke onderlinge ruzies was het een fantastisch nest om in op te groeien. Als er al 6 kinderen waren, dan konden er ook wel 12 zijn, of 18. Mijn vader sprak mijn broers wel eens vermanend toe: ‘Denk erom dat jullie zusje geen slaaf wordt als enig meisje!’ Mijn moeder was naast ouder en huisvrouw ook nog praktijkassistente.
Op mijn 19e ben ik uit huis gegaan om vervolgens tegenover Vita Nova, in het huisje van Alje Balkema te gaan wonen. Hij aan de ene kant, ik aan de andere kant. Alje Balkema redde het alleen niet meer, en moest verhuizen naar Hippolytushoes. Hij vond dat verschrikkelijk. Ik weet nog dat ik een keer thuis kwam en dacht: “wat hoor ik toch?” Zat Balkema achter het huis op de regenput te huilen. Hij wilde terug naar huis….. In mijn herinnering heeft hij nog een week geleefd.
Toen dat huisje plat moest, heb ik nog een tijdje aan de Delleweg gewoond. Op mijn 23e zijn Wim en ik naar Borne in Overijssel verhuisd waar Wim een baan als onderwijzer op een basisschool kreeg. Toen die school dealen moest met te weinig aanwas, zijn we in 1981 terug verhuisd naar het noorden. Na een tip van mijn schoonvader Groeneveld, zijn we in Bedum terechtgekomen. Eerst aan het ’t Holtstek, toen aan de Vlijt en we wonen nu al weer twintig jaar met veel plezier aan de Zevenbruggetjesweg. In Borne zijn we trouwens drie keer verhuisd. Het was ook wel helemaal klaar toen met dat verhuizen…..
Wat is jouw burgerlijke staat?
Wim is één jaar ouder dan ik en ging één jaar naar de ULO in Middelstum. Samen gingen we naar de HBS in Groningen. De HBS werd de HAVO en vanaf het eerste jaar kwamen we bij elkaar in de klas te zitten. We hebben allebei onze jonge jaren gewoon apart van elkaar geleefd en onze eigen ervaringen op gedaan. Het was geen liefde op het eerste gezicht. Dat verliefd worden gebeurde toen ik een jaar of zeventien, achttien was, en Wim dus ook op mij.
We wilden aanvankelijk helemaal niet trouwen en woonden samen in Borne. Daar maakte een ouderpaar bezwaar tegen vanuit de gedachte: “als je samenwoont ben je tegen het huwelijk”, met als gevolg dat we de volgende keus kregen: trouwen of Wim raakte na één jaar zijn baan kwijt. Het was in de tijd dat er bij een vacature een dikke honderd onderwijzers solliciteerden dus de keus was snel gemaakt. Ik weet nog van een school waar ze meer dan 1200 sollicitaties kregen. Ze hebben de trap van de school als middel voor schifting gebruikt. Alle brieven werden naar beneden gegooid, en wat op de derde trede bleef liggen werd gelezen en bekeken.
We zijn op negen februari 1979 in de Hervormde Kerk van Huizinge getrouwd, echter zonder dat de pastoraal medewerker Den Best zijn zegen uitsprak over ons huwelijk. Dit omdat we eerst samengewoond hadden. Het zou wel hebben gekund, maar dan moesten we eerst spijt betuigen ten overstaan van de Kerkeraad. Daar zat hij zelf ook mee en later heeft hij hiervoor zijn excuus aangeboden aan mijn moeder.
Het was inderdaad in de befaamde sneeuwwinter van ’79. We trouwden op een vrijdag en zaterdags begon het zo te sneeuwen. Toen we in de auto zaten, zeiden we tegen elkaar: ‘als de wegen na Assen nog zo slecht zijn dan keren we weer om’. Waren we maar een uur later weggegaan……….
In 1981 werd Willem geboren, twee jaar later volgde Lotte. Zij heeft, samen met haar man Edwin drie kinderen van veertien, elf en zes jaar oud. Nog steeds passen we met veel plezier één of twee dagen per week op. De kleinkinderen wonen vlakbij en wippen spontaan binnen. Willem woont met zijn vriendin Leonie in Groningen.
Wat is uw voormalig beroep?
Na de lagere school in Middelstum, ging ik dus naar de HBS in Groningen. Ik was achttien jaar toen ik mijn diploma haalde en wilde maatschappelijk werker worden. Die HBO-opleiding had nogal een reputatie wat betreft drugs en ‘het ruige leven’ en mijn ouders moesten grotendeels mijn studie betalen. Van mijn vader mocht ik niet naar die opleiding waarna ik aangaf dan ook niet verder te willen studeren. Een periode van verschillende baantjes via het uitzendbureau brak aan. Ik werkte bijvoorbeeld in een winkel maar heb ook een poosje voor de Philips-vestiging in Groningen gewerkt.
Na één jaar gaf ik bij mijn vader aan dat ik nog steeds graag maatschappelijk werk wilde gaan studeren en hij ging nu wel akkoord. Na één jaar Groningen heb ik de studie afgemaakt in Enschede. Ik was hoogzwanger van Willem toen ik mijn examens moest doen. Zoon Willem gunde mij dat kennelijk door gewoon 2 weken te laat eruit te komen. Op mijn 26e had ik mijn HBO-diploma op zak. Tot Lotte haar derde jaar ben ik thuis bij de kinderen gebleven. Vervolgens ben ik in 1987 met het maatschappelijk werk begonnen.
En wel voor de PSZ, tegenwoordig MEE Groningen geheten. Dat was een instelling voor mensen met een verstandelijke beperking. Hier begeleidde ik gezinnen en gaf ze handvaten om met bepaalde situaties om te gaan. En ik regelde dat deze mensen in aanmerking kwamen voor een dagbesteding of een uithuisplaatsing. Daarnaast organiseerde ik invulling van de vrije tijd: vakanties en kinderspelweken, eetcafé, vriendschapskringen, enzovoort voor de mensen met een verstandelijke beperking. Ik vond het fantastisch werk dat ik achttien jaar met veel plezier heb gedaan.
Na dat lange tijdsbestek, wilde ik graag nog een keer wat anders doen. En die kans kreeg ik bij de landelijke zorginstelling Philadelphia. Ze vroegen of ik voor hun projecten wilde opzetten in de provincie Groningen. Eerst een jaar op detacheerbasis, later kreeg ik een vast contract. Het gaf mij de kans om woon- en werkvormen te creëren voor mensen met een verstandelijke beperking. Eerst in Kloosterburen en Stadskanaal en later ook in Marum en Groningen. Het waren woonvormen, dagbesteding, ambulante hulpverlening, weekendopvang en BSO voor kinderen. Ik werd voor deze functie getipt door een collega die deze overstap al eerder gemaakt had.
Daarna kreeg ik de kans om manager te worden van Groningen en Drenthe en ik ben nog een poosje teamleider in de ambulante zorg geweest. Maar dit was het absoluut niets voor mij. Ik miste het om ‘met de poot’n in de klei’ te staan, mijn hart lag op de werkvloer. Toch was ook dat een goede tijd: het is altijd goed om te weten/leren wat je niet wilt doen, wat niet bij je past.
Dus na dit een half jaar gedaan te hebben, maakte ik nog een keer een werkswitch en werd ‘gewoon’ zorgconsulent bij Philadelphia, wat inhield: plaatsing van mensen in woonvormen, dagbesteding enzovoort om samen met betrokkenen te kijken wat het beste bij hun paste. En toen kwam de overgang naar de gemeentes, bij Philadelphia moesten er tweeduizend mensen uit. Ik was de laatst aangenomen medewerkster in mijn leeftijdscategorie, dus exit Philadelphia.
Maar ik ben geen dag werkloos geweest want via mijn eerdere werkgever MEE Groningen ben ik in het sociale domein terechtgekomen en werd, na één weekje vakantie, cliëntondersteuner in het sociale team van Hoogezand met als specialisatie de inzet voor mensen met een verstandelijke en lichamelijke beperking en NAH (Niet Aangeboren Hersenletsel).
Dit was in 2015 en hiermee braken mijn laatste maar ook mijn mooiste zes werkjaren aan. Terug naar de zelfkant van de samenleving: samenwerken met wijkagenten, zorgaanbieders, collega’s. Samen kijken hoe mensen tegen zichzelf beschermd konden worden, preventie van drugsgebruik, mensen op het juiste pad houden of terugbrengen. Alles voor de cliënten die ik mocht helpen en begeleiden inderdaad. Maar aan alles komt een eind….
Hoe bevalt het gepensioneerd zijn?
Ik mis de reuring op de werkvloer, het eerder genoemde met ‘de poot’n in de klei staan’. Maar we zijn nu een jaar verder en ik merk dat het slijt. Ik sta wat later op, keutel wat aan om vervolgens eerst de digitale krant door te spitten. Ik lees graag en begin met vrijwilligerswerk bij dak- en thuislozen. En dan zijn er nog de oppasdagen. Ik volg een schilderscursus, erg leuk om te doen. Kortom, ik vermaak mij prima. En wie weet ga ik nog projecten draaien voor mijn oude werkgever met een 0-urencontract.
In mijn jongere jaren heb ik mij bestuurlijk ingezet, bijvoorbeeld bij de plaatselijke volleybalvereniging. Ik zat in het bestuur en was voorzitter van de jeugdafdeling. Op de school van Willem en Lotte zat ik in de MR en ik ben leesmoeder geweest. Ik was op school ook betrokken bij de oprichting van een oppascentrale tussen de middag.
Wat zijn de hoogtepunten uit jouw leven?
Dan noem ik in eerste instantie de geboorte van de kinderen en de kleinkinderen. Maar ook mijn werk en de opbouw hiervan mag bij deze vraag niet ontbreken. Elke werkdag was een feestdag ondanks alle ellende die je meemaakte. Het werk gaf mij energie. En ik ben nog steeds gelukkig met Wim, we zijn trots op de kinderen en op wat ze doen. Ook hun partners, Leonie en Edwin, zijn een verrijking van ons gezin.
En de dieptepunten?
Mijn vader had grote plannen voor na zijn pensionering maar toen werd hij door een herseninfarct invalide. Hij overleed op 67-jarige leeftijd. Wim en ik gingen vaak op en neer vanuit Borne. Het was een naar proces om mee te maken. Wat een leed voor die beide lieve mensen. En ik had graag een groter gezin gewild maar door miskramen is dit er helaas niet van gekomen.
Heeft u nog anekdotes en mooie verhalen?
Als kind van de dokter werd er op je gelet en dat was niet altijd leuk. Ook niet voor mijn ouders overigens, zij zaten ook in een soort van keurslijf. In mijn herinnering: we zaten met zijn allen in de kerk op een rijtje. Mijn broers hadden lang haar, net als veel jongens toen. Na de dienst kwam een vrouw naar ons toe die opmerkte dat wanneer mijn broers een week later niet naar de kapper zouden zijn geweest, zij op zoek ging naar een andere huisarts. Daar gingen mijn broers niet in mee natuurlijk maar mijn ouders hadden er wel last van terwijl zij dat lange haar helemaal niet erg vonden.
Ik ging er ook niet in mee hoor. Als ‘men’ zei dat ik een langer rokje aan moest doen dan knipte ik er nog een stukje vanaf. Ook thuis maakten we wat mee. Dan belde er bijvoorbeeld maar zo iemand aan met een bebloed lichaamsdeel. En als mijn vader er dan niet was dan moesten wij, samen met mijn moeder helpen om de patiënt eerst zo goed en zo kwaad als dat ging, te verbinden.
Pa was sowieso niet van het softe, ziek zijn was prima, maar aandacht van de dokter was niet vazelfsprekend. Mijn moeder heeft ons wel eens als patiënt in de wachtkamer gezet en aan de mensen gevraagd in de wachtkamer of ze ons naar boven wilden sturen als we aan de beurt waren. Daardoor moest mijn vader ons wel onderzoeken, haha..
Een mooi verhaal van een andere orde is dat we nog steeds jaarlijks met vijf ‘wichter’ van de lagere school bij elkaar komen om gezellig bij te kleppen. Inez van der Beek moet hiervoor speciaal uit Oostenrijk komen maar dat is geen probleem, Ankie Reitsma en Carina Slager wonen in Friesland, en Lia Wibbens en ik dus nog hier. Dat zijn geen afstanden.
Vanuit mijn middelbare schooltijd hebben Wim en ik ook nog steeds zo’n groepje van 11 mensen. Dat is toch wel bijzonder, dat dat zo lang standhoudt…. We zien elkaar, en kletsen op onze manier alle problemen van de hele wereld onder de tafel. Geweldig.
Wat zou je ooit nog willen doen in uw leven?
Vier jaar geleden ben ik gestopt met roken, een lang gekoesterde wens. We hebben een camper gekocht en trekken deze zomer richting Noorwegen. Een prachtig land waar we al twee keer zijn geweest. Ook Ierland en Schotland zijn absolute aanraders om te bezoeken.
Waar heb je spijt van gehad in jouw leven?
Ik was vroeger een rebels kind en heb mij later wel eens afgevraagd, waarom? Dat was voor mijn ouders ook niet altijd even makkelijk. Op zondag kon er weinig, ja naar de kerk gaan. Maar ik mocht graag breien en dat mocht weer niet want dat was werken want je wilde het graag zo snel mogelijk afhebben. Mijn moeder mocht graag lezen, dat was de perfecte zondaginvulling. Ik vroeg haar een keer: ‘lees je steeds dezelfde regel?’ Ze keek me aan en zei: “pak je breiwerk maar”. Ook hun denken bleef niet steken.
Wat zou je jouw leven voor een cijfer willen geven?
Een dikke voldoende!
Wilt je verder nog iets kwijt?
‘Ik zal’t nait wait’n!’ We hebben veel zaken bij ‘de kop’ gehad….