Zonder al te veel verwachtingen toog ik vanmorgen naar Delfzijl. Zou de hoofdstad van de nieuwe gemeente Eemsdelta mij nog kunnen prikkelen? Ik besloot er wel voor te gaan. En ik moet zeggen, ik werd heel aangenaam verrast. Wat mij betreft mag dit verhaal een ode worden aan de bedenkers van de rigoureuze hervormingsplannen die een aantal jaren geleden in gang zijn gezet. Zoals het neerhalen van de Vennenflats bijvoorbeeld. Op één van de informatieborden las ik dat deze flats een barrière vormden tussen het kustgedeelte en het winkelcentrum.
Dat zou wel eens kunnen kloppen. Ooit was Delfzijl hard op weg naar de 25.000 inwoners. Thans wonen er nog 15.000 stuks. Maar ik denk dat de bodem van de neerstortende lift is bereikt. Etage voor etage kan er weer naar boven gekeken worden.
Vaak geweest
Ik ben er vaak geweest, in deze mainport, gelegen aan de scheidslijn tussen de Waddenzee en de Dollard waarin ook nog eens het Eemskanaal uitmondt. Vroeger woonde broertje Henk in een flatje aan de Kustweg. Bovenin had je ’s avonds een prachtig uitzicht op de haven en het (chemische) industrieterrein. Al die flikkerende lichtjes toonden aan dat het er een bedrijvigheid was van jewelste. Jaren later ging ik stage lopen bij North Refinery. Met de trein naar Delfzijl en dan meeliftend via het havengebied, langs de Akzo-fabrieken, en dan door naar de plek der bestemming.
Eigenlijk wilde ik het vanmorgen even aans dan aans doen. Niet direct naar De Boegschroef om mijn auto in het havengebied te parkeren maar toch eens kijken of het ook anders kon. Ik nam snel nog even kiekjes in Delfzijl-Noord waar een oude steenfabriek en de zichzelf langzaam maar zeker ontmantelende Delfzicht Ziekenhuis, wie heeft er niet gelegen?, toch iets van vergane glorie uitstralen. Dus toch maar gauw door naar Hotel Restaurant De Boegschroef, waar net enige gasten uitcheckten, waar vroeger altijd de OCC Delfzijl plaatsvond. Ik heb er dus regelmatig een blik over het water mogen werpen.
Richting Farmsum
Ik besloot het nogmaals anders aan te pakken. Dus niet direct de ‘binnenstad’ in maar eerst maar even de andere kant op wandelen. De spoor- en havenbrug geeft je immers zo’n mooi uitzicht, daar moest ik even van genieten. Maar eerst liet ik een soort van chloortrein langsrijden, je weet immers maar nooit. Al gauw merkte ik hoezeer Delfzijl en Farmsum met elkaar verweven zijn. Daarbij lonkte de Farmsumer kerktoren als nooit te voren. Wat steekt die mooi boven de boom- en huizenpracht uit.
Toen ik weer terug liep, besloot ik om eerst langs het Eemskanaal richting de (Abel Tasman?)haven te gaan waar de nodige pleziervaartbootjes lagen aangemeerd. Vervolgens kwam ik via de straat Midscheeps, hoe toepasselijk, in een zeer fraaie nieuwbouwwijk terecht met veel watertjes en groenvoorzieningen. Dat werd een aangenaam loopje. Daarna toch langzaam maar zeker weer terug naar het oudere gedeelte en voor ik het wist was ik bijna weer in het centrum.
Daar bij die Molen(berg)
Ik kwam dus weer op bekender terrein. Daar waar Truus Uilhoorn mij nog niet zo lang geleden van alles verteld heeft over haar (woonhuis)museum ’t Hoeske van opoe Iet. Ik besloot de voetbalvelden van NEC Delfzijl te laten voor wat het was, drie uur wandelen is sportief genoeg toch?, en ging over een mooi bruggetje en de nodige kerken naar het gemeentehuis van Delfzijl. Daar waar een overijverige ambtenaar mij ooit eens een bekeuring gaf toen ik fout geparkeerd stond. Dat was dus een minder fraaie herinnering. Hetzelfde geldt min of meer ook voor het nabijgelegen UWV-gebouw waar ik een keer geweest ben om mij in te schrijven toen ik in 2011 werkloos werd.
Maar dat waren andere tijden. Voordat ik er erg in had, stond ik al bij blikvanger Molen Adam. Ik begreep direct dat de Molenberg niet ver weg meer was en hoop dat zich hier de komende maanden prachtige voorstellingen voor mogen doen. Voordat ik er erg in had, liep ik de sluistrap weer op waardoor je eigenlijk langs en boven het centrum uit kunt lopen.
Niet veel later dook ik weer een van de winkelstraatjes in. Dat is misschien nog wel een dingetje. Er staan toch wel enige panden leeg in het winkelcentrum hoewel bouwvakkers in enige gebouwen druk bezig waren met de voorbereidingen voor een heropening. Een bruisend stadshart is natuurlijk het mooiste wat er is, inclusief de nodige cafés en eettentjes.
Verdikkie, zelfs discotheek Tonight lijkt nog steeds te bestaan hoewel het er niet bepaald swingend aan toe gaat in de omgeving. Daar ben ik één keer als Bob heen geweest, het werd een lange nacht. Maar hoe anders is het nu als ik op de tijdwaarneming kijk. De eerste twee wandeluurtjes zijn voorbijgevlogen en ik maak mij op voor het hoogtepunt. Want dankzij het Marconi-plan cq. –project is er qua uitstraling vanaf zee het nodige verbeterd. En dat zou ik nu in volle glorie gaan aanschouwen.
Eemshotel en Ede Staal
‘Wat is dit mooi geworden’, bedenk ik mij als ik een blik op het aangelegde strand werp. Jeroen Medema heeft qua dijkaanleg uitstekend werk verricht en ik zie Hotel Eemshotel glimmend liggen in zee. Ooit mocht ik voor een schnabbel Bert Boer interviewen. Die als klein jongetje al eens geroepen had dat dit hotel ooit van hem zou worden. Hij hield woord. Maar toen was daar de dijkversterking en een slechte bereikbaarheid. En daar kwam nog eens een coronasluiting overheen. Maar nu zie ik hem tevreden zitten op zijn prachtig terras. Genietend van zijn uitzicht over zee. Hij heeft goud in handen.
Het zee-aquarium ligt er uitnodigend bij maar ik besluit naar het Ede Staal-monument te lopen. Met rechts van mij een prachtig uitzicht over een ebbende Waddenzee en de Eemshaven. En links van mij zie ik een mooie nieuwe flat, opgetrokken tussen leuke waterpartijtjes. Een schril contrast met toen ik in Noord Delfzijl binnenkwam. Wat hebben ze dit mooi aangelegd! De tip van mijn overbuurman om dit dijkstuk te fietsen, je zou er dan ter hoogte van Bierum afkunnen, zal ik ter harte nemen.
Moe maar voldaan
Dat was ik toen in mijn gewassen Fordje in de zon zag blinken. Een bezoekje aan ’t Hoeske van Iet of het zee-aquarium, een loopje over de dijk, shoppen in het centrum en dan dineren bij Boer in het Eemshotel. Warempel, dat klinkt als een aangenaam dagje uit vlakbij huis. Of de acht campers die ik op de camperplaats zag staan ook van dichtbij komen, waag ik te betwijfelen. Ik hoop dat Delfzijl ze net zo aangenaam verrast heeft dan dat ik het heb ervaren. Maandag wacht Baflo! Graag tot ziens…..