Bij de Molen
Knis Beheer
KOOZAA
Huitsing & Poort
Hotel 't Gemeentehuis
De Kleine Munt

Derwin Schorren, Een doekje om de knikker aan af te vegen… of toch maar blote voeten?

Ik ben vereerd dat Bert mij gevraagd heeft om een ‘stukje’ te schrijven. Ik heb ook meteen ‘ja’ gezegd. Leuk om te doen. Privé ben ik een ‘spontane’ schrijver. En meestal schrijf ik wanneer ik daar de drang toe voel.

Na een relaxte vakantie; met gemiddeld meer dan 30 graden op de thermo en met de druk van nog maar een paar dagen op de deadlineteller om dit artikel in te leveren, moet ik denken aan gerijmel dat ik nu al weer 25 jaar geleden schreef. Mijn toenmalige vriendin (nu mijn vrouw) zat in Ierland voor haar werk en ik woonde net op Stitswerd. Ik had geen auto, mijn enige metgezel was ons hondje Floyd en het vroor die winter dat het kraakte, zodat het Pelgrim kacheltje (de enige bron van warmte in het huis) de slaapkamer niet kon bedienen.

Ik werkte in die dagen aan mijn (wat je nu zou noemen) master thesis, om mijn studie Geschiedenis aan de RUG af te ronden. Boodschappen deed ik één keer per week in Stad, waarna ik met gevulde rugzak vanaf de op drie kilometer van Stitswerd staande bushalte naar mijn wierde liep.

In die tijd schreef ik spontaan onderstaand gerijmel:

 

ik heb m’n zinnen verzon­nen

mijn licht gedicht

ik kan de zon verzinnen

maar alleen blijf ik ver-allenen

het begin daarvan is begonnen

 

een shaggie in m’n linkerhand

mijn rechterhand op ‘t toetsenbord

twee biertjes voor mij, één ontdopt

 

gelaten op wat komen gaat…

wat ontspruit er uit mijn wollen kop?

 

niets, helaas niets

’t wordt wederom een flop…

 

graag wil ik hier, met mijn twee bier

waarop straks anderen volgen

iets kwijt van mij, maar tot mijn spijt

moet ik weer zeggen: morgen

 

met heldere kop zit ik dan weer

– ach nee, ‘k schrijf ‘t ‘n andere keer –

gevoelens weg te stoppen

 

Als jonge vent bestudeerde ik op dat moment de dichters uit de Beatgeneration (‘On the Road’…) uit de jaren ’50 en ’60 van Amerika (daar ging m’n thesis over). Ik zat – ver van de bewoonde wereld en gedwongen door de kou – zonder de nabijheid en de warmte van mijn vriendin, thuis… in quarantaine. Nu, een kwart eeuw later bevind ik mij – ongewild – weer in een quarantaine toestand; in een onduidelijke, dat wil zeggen moeilijk te duiden, corona-situatie.

Ik zou hier mijn licht als opgeleid historicus over kunnen laten schijnen. Of ik kan mijn persoonlijke ervaringen met ‘vadertje Staat’, de grote belangen en het grote geld, meenemen in een duiding. Ik kan zelfs mijn fantasie de vrije loop laten om te bedenken hoe we in deze toestand verzeild zijn geraakt en waar deze situatie toe zal leiden, gebaseerd op al dan niet te bewijzen voorvallen.

Hoewel dit allemaal zinvolle exercities kunnen zijn die de kritische blik kunnen scherpen (maar die ook een kritische blik kunnen verblinden…) zal ik dit toch niet doen. Om Simon Carmiggelt maar eens aan te halen: ‘De werkelijkheid kan je niet opschrijven. Die is zo verbijsterend dat niemand je zal geloven’. We zullen zien wat de geschiedenis ons in de nabije toekomt leert over dit corona-tijdperk.

Wanneer ik het in al mijn naïviteit toch waag om een beetje terug en vooruit in de tijd te gaan en ondertussen ook even stil probeer te staan bij deze coronatijd, dan hoor ik zowel van de politiek als uit de media een hoop oorlogsretoriek. En terwijl we overduidelijk en letterlijk bang worden gemaakt voor een volgende virus‘golf’, reikt men ons diverse (al dan niet placebo) remedies aan: anderhalve meter afstand en mondkapjes, quarantaines en intelligente lock downs, etc… Over de productiviteit of contraproductiviteit van deze aangereikte en opgelegde maatregelen is debat; veel debat (u bent bekend met de tem ‘eufemisme’…). We verkeren in een situatie die onzeker en angstig maakt en polarisatie alleen maar aanwakkert.

De overheid is goed in het spreekwoordelijk dempen van putten waarin kalfjes reeds verdronken zijn; wat betekent dat de overheid het liefst pas ingrijpt als er ‘stront aan de knikker’ is. Plastisch uitgedrukt… de overheid laat de stront op de grond liggen (oorzaak) en geeft wel een doekje (remedie) om de stront aan de knikker (gevolg) af te vegen. Het laat zich raden wat er dan gebeurd. De overheid grijpt vaak het liefst in aan de gevolgkant; dus pas wanneer er stront aan de knikker zit. Zie ook de paralellen met het gasdossier; scheuren plamuren en schoorstenen vernieuwen (dus de gevolgkant) is prima (versterken is te duur dus dat traineren we…), maar lange tijd was het adagium: kom niet aan de gasputten, de gaswinning (oorzaakkant).

Maar, terugkomend op de gezondheidszorg… waarom grijpt de overheid niet veel en veel eerder in aan de oorzaakkant bij gezondheidsdreigingen. Corona is nu een exoot die plotseling voorbij komt (paniek: waar is het doekje..?), maar net zo belangrijk om te voorkómen (!) is de voortdurende en gestaag groeiende stroom van burgers die ziek worden mede als gevolg van onze manier van eten en leven; van hoge bloeddruk tot kanker, van stresssymptomen tot volledige burn outs, etc.. Heeft de Staat stront in de ogen – omdat men te lang heeft verzuimd de stront op te ruimen…?

Soms lijkt het er op dat de overheid kostbare gevolgkosten (van zorgkosten tot aardbevingsschadekosten) graag voor haar rekening neemt. Maar dat gebeurt alleen van harte als de (belasting)opbrengsten van ongezond voedsel, fossiele brandstoffen en wat dies meer zij, nog steeds lucratief zijn voor de schatkist. Door star vast te houden aan het stand houden van onze huidige economisch systeem, met een enorme dominante focus op het maken van financiële winsten tegen zo weinig mogelijk kosten, wordt onze gezondheid (maar dat geldt ook voor leefbaarheid in het algemeen) teruggebracht tot een kosten-baten dingetje.

Het adagium ‘voorkómen is beter dan genezen’ wordt dus niet vaak gebezigd door de overheid als het gaat om zorg, gaswinning en vele andere domeinen. Vaak bezigt zij het motto ‘genezen is beter (lees: goedkoper/brengt meer op) dan voorkómen’. Het lijkt een ‘spel om de knikkers’.

In quarantaine verkeren….. Zo kwam ik even bij bovenstaand ‘uitwaaier’ terecht. Natuurlijk mag ik mijn situatie zo’n 25 jaar geleden niet duiden als quarantaine – oftewel quaranta giorni ( = veertig dagen) zoals deze term tijdens de pestepidemie aan het einde van de 14e eeuw in Italië werd gebezigd. En van een lockdown situatie was ook al geen sprake. Of ik moet een toen zo nu en dan opdoemende writer’s block daar onder scharen; een situatie waarbij mijn hoofd afgegrendeld leek van goede gedachten of de juiste woorden.

De Beatgeneratie uit mijn onderzoek is in de verste verte niet in verband te brengen met quarantaine of lockdown. Integendeel, de leden van de apolitieke Beatgeneratie, bestaande uit een aantal Amerikaanse schrijver/dichters waaronder Jack Kerouac en Allen Ginsberg, waren niet van het stilstaan of het opsluiten, zij waren van de beweging en het onderweg zijn, van de ontmoeting en het delen. Deze literaire groep, die op zoek was naar persoonlijke intensieve ervaringen buiten de gevestigde orde, kan worden beschouwd als voorlopers van de revolutionaire generatie van de jaren zestig: de Hippies.

Deze jeugd- of tegencultuur van Hippies verzetten zich tegen de materialistische, kapitalistische maatschappij die, met haar gebruik van technologie en een te grote focus op werk, geld, bezit, status, zekerheid en macht, meer kapot maakte dan tot dan bedacht. De wijze waarop de maatschappij werkte zou volgens hen leiden tot onnatuurlijkheid, kunstmatigheid en milieuvervuiling. Zij zagen burgerlijkheid (hier op te vatten als ‘bekrompenheid’) en haar klakkeloos opvolgen van de vele regels en beperkingen van de gevestigde macht als opstap als naar onvrijheid, de onderdrukking van allerlei gevoelens en ideeën; uiteindelijk uitmondend in een geestelijke leegheid. De echo van wat deze Beatgeneratie en de Hippies na hen beweerden klinkt ook nu, zo’n halve eeuw later, nog luid door. En niet alleen meer bij de jeugdige generaties.

Met alle schoonheid om ons heen (want dat is er zeker ook!) en met de ellende die we nu ook ervaren, kennen we de oorzaken wel en ondervinden we, steeds indringender, de gevolgen. Maar ongemakkelijke waarheden komen moeilijk binnen. Logisch en menselijk. Helaas.

Toch denk ik dat we niet op blote voeten met bloemen in ons haar op pad hoeven om te beseffen dat we nu in een tijdgewricht leven waarin wij alle zeilen moeten bijzetten, om verdere escalatie van ellende het hoofd te bieden: of het nu gaat om een exotisch virus, of over onze welvaartsziektes, over steeds zieker politieke en economische systemen, of een zieker wordende ‘Moeder Aarde’: Het is tijd om te voorkómen én te genezen.

Om met Beat-poëet Jack Karouac te eindigen: ‘There was nowhere to go but everywhere, so just keep on rolling under the stars’.

Bert Koster
Middelstum
info@bert-koster.nl
bertkoster1@gmail.com
www.bert-koster.nl
06-51715098
0595-552405
KvK nummer: 57250278
BTW nummer: NL001445322B69