‘De vrouw, die in haar haar allemaal veren had gestoken, liep naar de Prinsentuin om daar, tot onze verbijstering, in een hoekje te gaan zitten poepen. Dat was het begin van de stille ontmoetingen die ik in de jaren erna zou hebben met Jeanette. Ik denk achteraf, dat mijn nieuwsgierigheid naar de zelfkant van het leven op die dag is gewekt.’