(Ik wilde heel graag nog een keer het onderdeel Pensionado’s met mijn moeder doen. Hoewel ik besefte dat dit door haar dementie niet echt eenvoudig zou zijn. Het ging ook wel een beetje met horten en stoten en in etappes want toen Aukje met haar wilde lopen was ze direct verkocht. Maar volgens mij hebben we er samen toch wat moois van kunnen brouwen. Hoewel ik toe moet geven dat ik moe af en toe even op weg moest helpen…)
Kunt u zich heel kort even voorstellen?
Mijn naam is Jurriena Koster-van Gennep en ik ben van 21-10-1931. Dan moet je zelf maar uitrekenen hoe oud ik nu ben. Ik woon in het Hippolytushoes in Middelstum. Ik ben geboren in Winneweer en ging naar de lagere school in Garrelsweer. Alle dagen lopend op en neer. De school had acht klassen.
We waren thuis met zijn elven, dat was best wel gezellig. Doorleren zat er dan ook niet in, ik moest zo snel mogelijk aan het werk, geld verdienen. Dat moesten we allemaal, we verdienden maar een habbekrats. Zo ging dat in die tijd. Pa werkte eerst bij een boer, later op de houtfabriek in Winneweer. We leefden best wel armoedig.
Wat is uw burgerlijke staat?
Op 12-10-1955 ben ik getrouwd met Bertus Koster. Dit jaar hopen we dus 60 jaar getrouwd te zijn. Samenwonen? Nee, dat mocht natuurlijk niet. Ik heb Bertus leren kennen tijdens een jeugduitwisseling van de kerk in Onderdendam. Pa was mijn 1e serieuze verkering en na zes jaar zijn we getrouwd.
We zijn in Westerwijtwerd gaan wonen waar we een kruidenierswinkeltje hadden. We hebben zes kinderen gekregen: Gerda, Aukje, Wiebrand, Jurrie, Henk en doe. Gerda heeft 2 kinderen, Aukje 4, Wiebrand 3, Jurrie niet, Henk ook niet (jawel toch, 2, oh ja, dat is ook zo!) en Bert ook niet (toch wel een beetje moe, oh ja, Miranda heeft 2 dochters!). 13 kleinkinderen dus waarvan 2 niet echt.
Achterkleinkinderen? Pffff, schai toch oet! Jurriena heeft er 2 en is weer zwanger toch? En Paul heeft 3 kinderen. Goud doan hoor! Breid uit in menigte, zo zeiden ze vroeger! Geen kinderen krijgen is toch ook niet mooi?
Wat is uw voormalig beroep?
Eerst was ik meid op boerderij “Schaanske”, daar werkte ik voor halve dagen. ‘Alle doagen aan ’t knoeien veur een ander!’ Maar ik heb het met plezier gedaan. Daarna heb ik ook nog op andere boerderijen gewerkt.
Later stond ik dus hele dagen in de kruidenierswinkel. Ik had een drukke baan want we hadden ook 6 kinderen en ik runde het huishouden er bij. Druk, maar ook wel gezellig. Er was altijd avontuur. ‘Een vrouwenhand mag niet stil staan!’ Ik hield van mensen om mij heen.
Hoe bevalt het gepensioneerd zijn?
In het begin vond ik het niets aan, alle opgebouwde contacten waren weg. Daarna heb ik altijd werk gezocht, ik moest wat omhanden hebben. Handwerken, haken en breien, dat waren hobby’s van mij. Ik heb heel veel spreien voor de kinderen gemaakt. Daarbij had Bertus een grote groentetuin en ik was druk met de oogst bezig, zo wekte ik bijvoorbeeld de groenten of stopte de opbrengst in zakjes in de diepvries zodat we er de hele winter van konden eten. Zelf had ik veel plezier aan de bloementuin.
Ik zat ook in veel verenigingen zoals de vrouwenvereniging. Heette die geen Passage? Ook ging ik vaak bij oudere mensen op bezoek, voor de gezelligheid. Pa en ik zijn nu gescheiden van bed en tafel. Zou pa dat ook erg vinden? Ik vraag aan tafel en op bed wel eens aan de Heer, waarom? ‘Moar ik mot oetkieken wat ik zeg.’ Ik vind het altijd mooi dat mensen komen. Ik hou wel van de gezelligheid en mensen om mij heen. Tegenwoordig zing ik met veel plezier bij het Hippolytuskoor ‘De Golden Hippies’.
‘Moar ik mot eerst op WC, dust du deur ev’n veur mie open? Ik heb zo’n pien!”
Wat zijn de hoogtepunten uit uw leven?
Toen we verkering kregen, toen pa mijn vaste vriend werd. Ik mocht graag onder de mensen wezen, wilde niet alleen zijn. Ook wilde ik graag kinderen hebben, ik was altijd ‘wies mit kinder’. Kinderen krijgen, daar ging het uiteindelijk om ook al was het met de winkel wel dubbel werk.
Ik ben heel blij dat we altijd in vrede met elkaar omgaan. Ik ben niet van het ruzie maken, eerder andersom, ik probeer het altijd weer goed te maken. Gelukkig hebben de kinderen onderling geen ruzie!
En de dieptepunten?
Ik zou mijn leven niet graag weer over willen doen. Dat ik nu alle dagen geholpen moet worden, dat ik genadebrood moet eten, dat ben ik niet gewend. Ik help liever andere mensen. Ook vond ik het vreselijk toen pa en moe overleden. En dat we de winkel moesten sluiten. Ik had paratyfus en mocht niet langer in de winkel staan, men was bang dat ik andere mensen zou besmetten. Ik werd overal buiten gesteld en heb me wel eens afgevraagd, waarom?
Heeft u nog anekdotes en mooie verhalen?
Vroeger ging ik vaak op pad met schoolvrienden. Ik werd verliefd op één van de jongens van school maar die paste niet bij mij. Schoolvrienden brachten mij altijd naar huis. Ik had altijd wel verkering kunnen krijgen maar ik wilde niet iedereen. Er was één waar ik verliefd op was maar die kreeg ik niet. Ik kon jongens genoeg krijgen maar ik zei ook wel eens nee als ze me naar huis wilden brengen. Ach, dat ging toen spelenderwijs!
De jongens moesten ons vragen, pa ook, en hij liet mij niet meer los. Hem kon ik niet meer kwijt raken en dat was achteraf maar goed ook.
Ik mocht vroeger graag schaatsen maar daar was met de winkel helemaal geen tijd voor. We waren alleen op dinsdagmiddag dicht, zaterdags waren we ook open. Ik ben wel eens tussen de middag aan het schaatsen geweest, richting spoorbrug. Maar pa werd toen kwaad want ik had de winkel gesloten en de klanten konden niet naar binnen.
Op zondag schaatsen? ‘Most der bie komm’n!’ Dat was sabbatsschennis. De kinderen mochten ook niet schaatsen, dat heurde nait zo. Toen ze het huis uit waren, mochten ze het zelf weten. ‘Dat was mien pakkie aan nait meer.’ De mensen zijn tegenwoordig wat losser geworden, ze leven wat gemakkelijker. Vroeger was het allemaal wat strakker. Zelf gingen we vroeger zondags altijd 2 keer naar de kerk, dat vond ik nooit geen probleem. Ik vraag alles in het gebed, ook nu nog.
Pa is inderdaad bijna een keer verdronken in zee. Hij kon heel goed zwemmen maar er stond een sterke stroming. Ik had hem gewaarschuwd maar hij ging zijn eigen gang. Wat kon hem overkomen? Hij had nait docht dat de stroming zo hevig was. Vreselijk, ik was doodsbenauwd en dacht dat hij zou verdrinken. Gelukkig is hij op eigen kracht uit zee gekomen maar het was kantje boord.
Doe wast ook aigenwies, dochst das alles konst. Jij was ook ondeugend en viel van de stoel af tegen de diepvrieskist. Man, wat een toestand, overal bloed. Ik moest je armen vasthouden en pa je benen toen de dokter het gat dichtnaaide in je hoofd. ‘Hest er nog een del aan overholden!’ Wast een eigenwieze knuppel, dat komt er nou van!
Wat zou u ooit nog willen doen in uw leven?
Ik kan nu niets meer doen dan van genadebrood eten. Maar dat jullie met mij weg gaan, naar buiten in de rolstoel, op pad, dat vind ik het mooist! Buiten kan ik genieten van alles wat bloeit en van de omgeving. ‘Kleren aan en hupsakee!’
Waar heeft u spijt van gehad in uw leven?
Nergens van, ik zou het niet weten. Wel heb ik spiet dat ik nu niet lopen kan. Waarom moet ik dit meemaken? Ik help liever een ander.
Wat zou u uw leven voor een cijfer willen geven?
Ik zou mijzelf geen cijfer durven geven. ‘’s Heren zegen is aan alles gegeven.’ Ik ben altijd geholpen, ik mag wel een 10 hebben maar dat is overdreven. Ik geef geen cijfer hoor…
Wilt u verder nog iets kwijt?
De mens wikt maar God beschikt. Dat is toch zo? Ik geef mij aan Hem over. Veel bidden maar ook danken. Wat mij overkomt is voor mij weggelegd. Ik moet er maar wat van maken. Jullie moeten geen ruzie maken onder elkaar en nooit zeggen: ‘Daar kom ik nooit weer!’
Gelukkig hebben alle kinderen het beste met mij voor. Dat dit mij moet overkomen van God, dat vraag ik mij wel eens af, waarom? Je schrijft dit ook allemaal op? Nu kan het wel weer, nu weet je genoeg. Ik heb met niemand ruzie, gelukkig nait. Ik dank God ’s avonds dat jullie mee gaan en op bezoek komen. Heb je nu al 5 bladzijden vol? Hai, hai, hai, moar ik heb nait logen! Ik was eerlijk tegenover die! Kom, we goan nog even bie pa kieken!
(Uiteraard heb ik moe het verhaal nog even voorgelezen. “Heb ik dat allemaal gezegd en heb jij het allemaal opgeschreven? Wat ja mooi!” Misschien ook nog even leuk om het personeel van het Hippolytushoes te bedanken voor de goede zorgen!)