Bij de Molen
Knis Beheer
KOOZAA
Huitsing & Poort
Hotel 't Gemeentehuis
De Kleine Munt

Bertus Koster

Het levensverhaal van Bertus Koster…………

(klik op de foto’s voor een groter formaat) 

Dit levensverhaal is een document voor mijn kinderen, klein- en achterkleinkinderen en verder voor een ieder die geïnteresseerd is in mijn verhaal. Als blijvende herinnering aan mijn leven. Met hoogte- en dieptepunten zoals die in elk leven voorkomen. Op mijn verzoek geschreven door mijn jongste zoon Bert.

De eerste 20 levensjaren
Het was 16 juni 1932 toen ik het levenslicht zag in Onderdendam. Geboren naast de molen in een winkeltje voor de smederij. Ik was de oudste zoon van Wiebrand Koster en Aukje Spoelman. Mijn ouders hadden dit winkeltje in 1931 gekocht.
Het verkopen en venten werd mijn vader met de paplepel ingegoten. Hij deed dit al op jonge leeftijd met zijn vader, Bertus Koster, ik ben dus naar mijn opa vernoemd. Op pad om koffie/thee en andere kruidenierswaren te verkopen. Met volle tassen boodschappen aan het fietsstuur werden de boeren in de directe omgeving van Onderdendam bezocht.
Het was armoedje troef in die tijd. Ik herinner mij nog dat ik ’s weekends met mijn opa aren aan het  zoeken ging bij boeren op het land. Dit leverde weer wat extra eten op. Een kruikje met thee ging altijd mee als trouwe metgezel. We gingen ook wel eens met zijn beiden koren schoven. Sommige mensen hadden een koe die hen van melk voorzag. Mijn vader ging dan ook regelmatig met 3 flessen van één liter op pad bij verschillende boeren. Zo kregen wij onze melk.
Opa en oma Koster woonden schuin tegenover ons. Ze kwamen één keer per week bij mijn ouders op visite. Mijn vader en opa gingen dan samen een potje schaken. Ik herinner mij oma als een fijn, klein mensje. Oorspronkelijk kwam ze uit Ten Boer. Terwijl opa druk bezig was met venten en op het land werken was zij druk met het huishouden. Later, in 1939, verhuisden opa en oma naar de Stadsweg in Onderdendam. In 1942 verhuisden wij naar de Achterweg, ook in Onderdendam.
Opa ging zich op een gegeven moment bezighouden met het verzamelen en uitlenen van boeken. Ook deed hij zijn naam eer aan en werd koster van de kerk. Dit leverde dan weer wat extra geld op. Op een dag tijdens het werken op het land kreeg hij een maagbloeding. Zijn gezondheid ging achteruit en oma moest hem op den duur verzorgen. In maart 1950 overleed opa op 77 jarige leeftijd. Oma overleed in augustus 1959 op 88 jarige leeftijd. Mijn andere opa en oma, de ouders van mijn moeder dus, heb ik nooit gekend.
Het was begin jaren ’30, de tijd van de grote gezinnen. Ik bleef dan ook niet lang alleen. In totaal kreeg ik nog 7 broers en zussen, Johan (‘33), Wiets (’36), Jan Albert (’37),  Trijn (’39), Coby (’43), Grieta (’46) en Tjalling (’51). Ook heb ik nog een zusje gehad, Grietje geheten, zij overleed helaas al op 4 jarige leeftijd. Wanneer zij precies geboren is weet ik eigenlijk niet meer goed, ik denk in 1940 of 1941. Zij was een heel lief meisje maar had helaas de Engelse ziekte waaraan ze is bezweken.
Mijn jonge jaren bracht ik door op het land met eieren zoeken, op straat met knikkeren of met hoepelen samen met mijn vriendjes. Ook leerde ik zwemmen in een sloot. Ik kon altijd heel lang onder water zwemmen. Eén keer bleef ik zo lang onder water dat mijn vriendjes dachten dat ik verdronken was. Maar ik was toen naar de rietbegroeiing langs het water gezwommen en tussen het riet weer boven water gekomen. Ik kreeg er toen flink van langs van hun want ze waren doodongerust.
Zo ver mogelijk met stenen gooien was ook altijd leuk. Ik weet nog dat ik tot mijn grote schrik één van die stenen door een ruit gooide van kroegbaas Burema. Mijn vader was woedend toen hij dat hoorde en sleepte mij aan mijn arm boos mee naar hem. Met knikkende knieën bood ik mijn excuses aan. Ik zou de kapotte raam zelf wel betalen. Tot mijn grote opluchting lachte de beste man alleen maar, ik kreeg zelfs nog een reep chocolade van hem.
Het was de tijd dat de melkboer, groenteboer en de bakker vroeg in de morgen langs de deuren gingen om hun spullen te verkopen. Het was ook de tijd dat ik Sinterklaas heel oneerlijk vond. Sommige kinderen kregen heel veel cadeaus, andere kinderen soms helemaal niets of maar één klein cadeautje.
Toen ik een jaar of zeven was moest ik naar school. Hier zag ik erg tegen op. Net als tegen alle nieuwe dingen die toen op mijn pad kwamen. Ik was niet zo’n held wat dat betreft. Ik weet zelfs de naam van mijn eerste juf nog, juf Heiseler heette ze. Gelukkig stelde zij mij wat meer op mijn gemak. Vanaf klas 3 kreeg ik 2 meesters.
Het was de tijd dat de oorlog uitbrak. Vader werd in 1939 opgeroepen door het Nederlandse leger, moeder had toen naast de zorg voor de op dat moment 5 kinderen ook nog de winkel onder haar hoede. Het was een hele spannende tijd.
In mei 1940 vlogen de vliegtuigen ’s nachts door de lucht. Enige dagen later reden de eerste Duitse troepen door Onderdendam. Het Nederlandse verzet heeft toen nog 2 bruggen opgeblazen in Onderdendam om de Duitsers een hak te zetten. Ik herinner mij dat er toen nog een winkelruit kapot geblazen werd en dat de straat vol lag met snoepgoed.
Toen ik eens met wat vriendjes in de weilanden aan het spelen was vonden we een pad die voor de buitenwacht niet te zien was. Toen wij het pad volgden stuitten wij op enige graspollen die wat hoger lagen. Onder de pollen was een luik. Het bleek dat het hier om een schuilkelder ging waar ’s nachts onderduikers zich verscholen. Veel jonge mensen van een jaar of 18 werden in die tijd namelijk opgeroepen door de Duitsers om in Duitse wapenfabrieken te werken. Om hier onder uit te komen moesten ze wel onderduiken.
Doordat ik voor mijn vader boodschappen rond moest brengen (ik was toen ongeveer een jaar of tien) en voor mijn opa boeken wist ik veel onderduikers wel te zitten. Ik weet nog wel dat er een onderduiker bij een boer een schaap aan het melken was. Er kwamen toen twee landverraders (landwachters heetten die mensen toen) die deze onderduiker mee wilden nemen. De onderduiker rende rond de boerderij met de landwachters achter hem aan en net toen ze hem te pakken dreigden te krijgen sprong de vader van de onderduiker er tussen waardoor hij kon ontsnappen. De vader kreeg er toen flink van langs van de landverraders.
Het was de tijd dat alles op de bon verkocht werd en er weinig te krijgen was. Mensen gingen toen tabak verbouwen en vader huurde een stukje grond bij een boer om aardappels te telen. Dit laatste was geen groot succes, ik was soms een hele dag bezig om een emmer met hele kleine aardappeltjes te schillen. Toch hebben wij nooit honger gehad. We deden veel aan ruilhandel. Thee en koffie waren toen schaars en mijn vader ruilde deze artikelen dan bij een boer voor een stuk zwijnenvlees. Moeder maakte hier dan weer lekkere soep van.
We waren veel vrij van school in de oorlog omdat de brandstof voor de kachels vaak op was. Later werd de school zelfs in beslag genomen door de Duitsers, toen was naar school gaan er helemaal niet meer bij. Het was een spannende en soms zenuwslopende tijd. Ik weet nog dat het gerucht ging dat de Duitsers de kerk wilden overvallen. Heel veel mensen bleven toen thuis die zondag maar mijn vader nam ons gewoon mee. Gelukkig vond er geen inval plaats.
In mei 1945 kwam er een eind aan deze oorlog. Ik weet nog dat ik terug kwam van het land waar ik eieren aan het zoeken was. De Canadese tanks kwamen Onderdendam binnen rijden en overal werden vlaggen opgehangen. Dit was een hele opluchting.
Na mijn lagere schooltijd ging ik naar de ULO in Bedum. Ik was toen ongeveer 13 jaar. In  rekenen en boekhouden was ik wel goed maar ik had het heel moeilijk met talen. Hoe goed ik mijn best ook deed, ik haalde altijd onvoldoendes. Soms leerde ik hele lessen uit mijn hoofd. Als ik dit dan tijdens een overhoring opdreunde onderbrak de meester mij wel eens. ‘Stop maar Koster, je krijgt een nul’. Mijn uitspraak was blijkbaar belabberd.
Op mijn 14e kreeg ik geelzucht. Ik lag toen 6 weken ziek op bed. Niemand van school die zich om mij bekommerde. Toen ik na 6 weken weer op school kwam moest ik gewoon weer met de lessen meedoen. Maar ik had een behoorlijke achterstand opgelopen die ik niet meer in kon halen. Op mijn 14e jaar ging ik dan ook van school af.
In die periode was er veel ziekte bij ons in huis. Mijn vader is 9 maanden ziek geweest, en mijn zuster Wiets lag ook in het ziekenhuis. Ondanks het feit dat mijn moeder hulp kreeg van een huishoudster (Anje Groenewold) werd het ook haar te veel. Ze heeft zelfs nog een tijd in een rusthuis in Sint Nicolaasga gelegen. Om haar te bezoeken moest ik er met de bus heen.
Toen vader ook ziek was werd ik op mijn veertiende alleen verantwoordelijk voor de winkel. Niet alleen in- en verkopen doen maar ook de boekhouding had ik er bij. Gelukkig kreeg ik veel hulp van vader zijn knecht Hennie Luit die hij al enige jaren in dienst had. Ik vond het een moeilijke tijd. Beide ouders waren  ziek en dat met ook nog eens 7 kinderen in huis.
Mijn vader bleef ziek, dan was hij een tijdje weer wel in staat om te werken, dan weer niet. Als hij er wel was dan ging ik bij mijn neef aan het werk die een kwekerij had. Ook heb ik bij boeren gewerkt in Middelstum en Bedum. Het waren meestal ‘boeskoolboeren’, boeren die witte of rode kool verbouwden. Ook hielp ik mee toen er kunstmestschepen geleegd moesten worden. Ik moet in die tijd wel heel sterk geweest zijn want de zakken met kunstmest wogen toen 100 kg!
Ik ging cursussen volgen. Eén of 2 avonden in de week met de fiets naar Middelstum of Groningen. In Middelstum volgde ik de cursussen in de school aan de G.A. straat. In 1950 hield ik mijn middenstandsdiploma met een 10 voor boekhouden, een 9 voor recht- en werkkennis, een 8 voor rekenen en handelskennis en een 7 voor Nederlandse taal en bedrijfsleer. Ik kon het dus wel!
In 1951 volgde nog een kruideniersexamen waar ik met zessen en zevens voor geslaagd ben. Hierna, in 1954 deed ik een vakexamen tabak. Allemaal zessen scoorde ik op onder andere de vakken Producten en nevenartikelen en Wettelijke en economische eisen aan tabak.
Maar toen….
In 1949 was er een jeugduitwisseling van de kerken tussen Garrelsweer en Onderdendam. Dat was nieuw in die tijd. In Onderdendam zochten ze vrijwilligers waar de jeugd uit Garrelsweer kon overnachten. Aan mijn oom en tante werd gevraagd of er een meisje kon logeren. Dat wilden ze wel maar dan moest ik om haar denken. Tot die tijd had ik nog niet echt een relatie gehad, wel af en toe een scharrel. Tijdens deze uitwisseling werd ik verliefd op Jurriena van Gennep die dus bij mijn oom en tante logeerde. Ik was heel gek op haar maar weet eigenlijk niet zo goed meer wat mij nu precies in haar aantrok.  Jurriena had haar oog in eerste instantie op iemand anders laten vallen maar uiteindelijk heb ik haar voor mij weten te winnen.
Zij woonde in Winneweer en ik wist eigenlijk niet eens waar dat lag. Maar toen ik een keer op de fiets boodschappen moest rondbrengen in Stedum zag ik Winneweer op de verkeersborden staan. Het weekend er na ging ik op de fiets op ontdekkingsreis naar haar toe. Het eerste weekend van velen die zouden volgen. Op zaterdagavond bracht ik haar dan weer naar een boerderij in Wittewierum (vlak bij Ten Post) waar ze dienstmeid was. Uiterlijk 24.00 uur moest ik thuis zijn. De zaterdagen waren best wel druk. ’s Morgens in de winkel meehelpen, ’s middags boodschappen rond brengen en ’s avonds op de fiets naar Riena om vervolgens weer op de fiets terug te gaan.
Mijn eerste 20 levensjaren waren helaas niet mijn mooiste jaren. Er was armoede en veel ziekte om mij heen en ook de oorlog was een spannende en soms zenuwslopende tijd. Doordat ik al op mijn 14e verantwoordelijk was voor de winkel van mijn ouders ben ik te vroeg volwassen geworden (hoewel dit voor de meesten van ons in die tijd gold). Mijn volgende 20 jaren brachten gelukkig meer geluk en voorspoed!
Na zes jaar verkering te hebben gehad besloten Riena en ik om te gaan trouwen. En derhalve gingen we dan ook op zoek naar een huis. Onze bruiloft was in het kerkzaaltje Rehoboth in Onderdendam met oom Derk als ceremoniemeester. Woningen waren echter in die tijd moeilijk te krijgen. Ik ging naar de woningcommissie in Bedum toe om te vragen of er een woning beschikbaar was. De wijze heren gingen toen met elkaar in beraad en kwamen al snel terug met de uitslag. ‘Koster, voor u is geen woning beschikbaar’.
Gelukkig kwam enige tijd later koffie en thee vertegenwoordiger Broekema langs. Hij moest proberen kruidenier Kruizinga zijn winkelpand te verkopen. Kruizinga woonde in Westerwijtwerd. Het gebeurde in die tijd wel vaker dat winkeliers ook een filiaal in een ander dorp kochten en daarom besloot mijn vader het pand te kopen. Timmerman Van Dijken heeft de winkel grondig verbouwd waardoor hij groter werd.

In het begin ging ik samen met Kruizinga bij alle boeren in de omtrek langs om nieuwe klanten te werven. Dat ging vrij goed want ik kreeg steeds meer klandizie. Ik nam dan de ene dag de bestellingen op en kwam de volgende dag terug met de boodschappen. Ik kocht mijn kruidenierswaren in bij Sperwer in Bedum. Ook werkte ik nog enige dagen in de week bij mijn vader in Onderdendam voor 70 gulden per week.
In 1956 ben ik bijna verdronken op Vlieland. Het was tijdens een uitstapje met een aantal winkeliers uit de omgeving. Jan Albert was ook mee. Het was een warme dag dus toen we op het strand kwamen vroegen wij aan een aantal mensen waarvan wij dachten dat het strandwachters waren of het ook veilig was om in zee te zwemmen. Zij antwoordden hierop bevestigend, achteraf bleken het helemaal geen strandwachters te zijn maar toevallige voorbijgangers.
Toen Jan Albert en ik de zee in gingen werd ik al heel snel meegesleurd door een sterke stroming. Jan Albert stond vlakbij en heeft geprobeerd om mij terug te trekken. Maar ook hij werd meegesleurd. Ik heb toen tegen hem geschreeuwd dat hij hulp moest gaan halen. Zelf ben ik een paar maal onder water getrokken. Op de pier stonden de hulpdiensten die aan mijn broer vroegen of ik goed kon zwemmen. Toen ze hoorden dat dat het geval was besloten ze dat zij mij niet konden helpen omdat zij ook niet tegen deze stroming opgewassen waren.
Ik weet nog dat ik doodsbang was. Toen ik weer onder water getrokken werd heb ik heel hard gebeden. ‘O God, help mij toch’. Even later voltrok zich een wonder (die ook door mijn broer gezien werd). De zee werd ineens veel rustiger en ik kon weer naar boven komen. Uitgeput heb ik de pier bereikt, ze hebben mij op de stenen moeten trekken zo moe was ik. Daardoor zat mijn buik onder het bloed. Lopen lukte ook niet meer en ze hebben mij toen ergens naar binnen gebracht en op mijn maag gedrukt. Pas nadat ik al het zeewater had uitgespuugd kwam ik weer een beetje bij. Riena was toen zwanger van Gerda en er was zelfs even sprake van dat de zwangerschap niet goed ging door de angst die ze toen gevoeld heeft. Maar gelukkig bleek Gerda kerngezond te zijn toen zij in december ter wereld kwam.
Een jaar later werd Aukje geboren, vernoemd naar mijn moeder. Twee jaar later volgde Wiebrand, die dus naar mijn vader vernoemd is. Achteraf ben ik blij dat dit gebeurd is want in hetzelfde jaar (1959) overleed mijn vader op 54-jarige leeftijd.  Er was longkanker bij hem geconstateerd met uitzaaiingen naar het hoofd. Hij heeft, mede door enige langdurige ziektes, geen gemakkelijk leven gehad. Maar soms had hij ook tijden dat hij de hele wereld aankon en dan was hij een optimistist pur sang.
Ik heb het in die tijd erg moeilijk gehad want mijn vader was mijn steun en toeverlaat, ook op financieel gebied. De drie panden die mijn vader in zijn bezit had werden uit elkaar getrokken. Mijn moeder ging aan de Stadsweg wonen, Jan Albert nam de winkel aan de Achterweg over en wij kregen het winkeltje in Westerwijtwerd. Het waren drukke tijden, ik maakte werkweken van ongeveer 70 uur in die tijd. De winkel ging ‘s morgens om 07.00 uur open en om 18.00 uur dicht. Dit 6 dagen in de week. Het gebeurde ook nog wel eens dat klanten na sluitingstijd achterom liepen om nog even wat te halen. Hier was Riena niet blij mee maar zo ging dat nu eenmaal vroeger. Op den duur waren wij ook op dinsdagmiddag gesloten.
Gelukkig maar want na Wiebrand diende zich in 1961 Jurrie aan en in 1963 werd Henk geboren. Riena kreeg dan 10 dagen kraamhulp maar moest na die tijd alles weer zelf doen. Gelukkig hadden wij iemand die de winkel schoonmaakte en Wiets en Trijn hielpen ook mee met schoonmaken en boodschappen klaarzetten.
Ik zat trouwens ook nog in het schoolbestuur en in de kerkenraad, daarnaast had ik 1 keer per 2 weken een inkoopvergadering bij Sperwer in Bedum. Gelukkig had ik veel aardigheid aan mijn tuintje waar ik groenten en aardappelen op verbouwde en aan de kippen die ik bezat.
Om wat minder tijd kwijt te zijn met het rondbrengen van boodschappen heb ik op een gegeven moment een motor gekocht in Bedum. Zonder te oefenen heb ik hem meegenomen naar huis. Dit was levensgevaarlijk want ik wist niet eens hoe ik moest remmen. Zonder rijlessen te hebben gevolgd heb ik toen examen aangevraagd. Dit examen was in Groningen maar ik had nog nooit met mijn motor in de stad gereden.
Mijn rijexamenexaminator legde mij de route uit naar de Grote Markt. Ik heb hem helaas niet weer teruggezien want ik passeerde links en recht auto’s en was hem zomaar kwijt. Levensgevaarlijk en dus was dit geen succes. De tweede keer ging op dezelfde manier de mist in, waarop ik besloot om toch maar enige lessen te volgen. Bij mijn 3e rijexamen had ik weer dezelfde rijinstructeur als de eerste keer. Hij was blij dat ik toch nog wat lessen had gevolgd en aan het einde van de rit had ik mijn rijbewijs op zak. Eindelijk kon ik de boodschappen met mijn motor rondbrengen.
Dit moest ook wel want mijn klantenbestand breidde zich gestaag uit. Van Van Maar op Zwart Lap tot aan De Winter op Fraamklap en ook kwamen er steeds meer klanten uit Middelstum.
Begin jaren 60 werd ik opgeroepen voor de Nationale Reserves. Dit gebeurde omdat ik vrijstelling had gekregen voor militaire dienst daar ik in die tijd door ziekte van mijn vader onmisbaar was in de winkel. Aangezien de functie van Generaal al vergeven was moest ik maar chauffeur worden, aldus de sergeant-majoor, want ik had immers mijn motorrijbewijs al.
En zo werd ik 1 keer per week opgehaald in een vrachtwagen om te oefenen. Ik kan me mijn eerste les nog wel herinneren. Ik stapte in Warffum achter het stuur. Je moest toen dubbel klossen wat inhield dat je om te kunnen schakelen twee keer de koppeling in moest drukken. Rechtdoor rijden ging nog wel maar toen we over een bruggetje heen reden moest ik eigenlijk direct links af slaan. Maar ik reed rechtdoor bijna de sloot in. De instructeur kon nog net op tijd remmen. Maar ik had dan ook nog nooit in een auto gestuurd, laat staan in een vrachtwagen.
Ik heb al met al 49 lessen gehad. Dat weet ik nog want voor elke les kreeg ik één gulden. Op den duur was ik de lessen spuugzat. Ik heb toen een keer op een avond de vrachtwagen langs de weg gezet tussen Garrelsweer en Loppersum en tegen de instructeur gezegd dat ik niet verder wilde rijden, dat moest hij zelf maar doen. Dit wilde hij niet, als ik niet verder zou rijden dan zouden we wel in de vrachtwagen blijven slapen. Uiteindelijk ben ik toch maar met een kwade kop door gegaan en vanaf dat moment ging het rijden beter.
De theorielessen gingen wel goed, op de één of andere manier wist ik altijd alle antwoorden op de vragen. Op den duur stelde de instructeur een vraag waarvan hij overtuigd was dat zelfs Koster het antwoord niet zou weten. Het ging over een verkeerszuil, hoe je die moest passeren in bepaalde gevallen. Toevallig had mijn zwager Fokke die bij de marechaussee zat mij dit net een week eerder uitgelegd. En dus viel mijn leraar bijna uit zijn stoel toen ik het goede antwoord gaf.
Helaas kon ik geen examen meer doen want de regering hield op met het geven van gratis lessen en dit was mijn einde bij de Nationale Reserve. Ik heb toen maar een paar rijlessen in Groningen gevolgd en kon vrij snel mijn examen aanvragen. Ondanks twee ingrepen ben ik toch geslaagd. Ik kon mijn examinator overtuigen van het feit dat hij te vroeg op de rem getrapt had……
In 1965 kocht ik mijn eerste auto. Een Daf, net als de volgende twee overigens. Die kocht ik bewust want bij deze auto’s hoefde je niet te schakelen. Daarna volgde een Simca met een klep achterin. Dat was veel handiger voor het in- en uitladen van de boodschappen. Helaas was dit een roestbak. Jan Albert prikte op een dag zo maar eens door een roestplek heen met zijn vinger. Daarna heb ik alleen nog maar in Engelse auto’s gereden. Eerst in een Triumph, later in verschillende Rovers. Al met al heb ik 10 auto’s gehad.
Zakelijk gezien ging het steeds beter in de zestiger jaren. Mijn klantenbestand breidde zich gestaag uit en hetzelfde gold voor het artikelbestand. In 1967 werden de winkels van mijn broer in Onderdendam en onze winkel in Westerwijtwerd van elkaar losgekoppeld. Beiden gingen we zelfstandig verder. We hadden het goed met zijn zevenen. Wel was het een druk bestaan en een heel geregel om alles voor elkaar te krijgen. Veel vrije tijd hadden we niet.
In 1971 gebeurde er iets dat heel veel indruk op ons allen gemaakt heeft. Ik kreeg toen een abces waarmee ik naar het ziekenhuis moest om er aan behandeld te worden. Na de ingreep werd ik op de terugweg steeds lichter in mijn hoofd en bij thuiskomst bleek de vloer van de auto onder het bloed te zitten. Ik ben toen eerst op bed gaan liggen maar toen Riena na een poosje weer kwam kijken bleek dat ik door al dat bloedverlies bewusteloos was geraakt.
Ik ben toen met een noodgang met de ambulance naar het ziekenhuis vervoerd samen met Riena. Onderweg zijn we nog een paar keer gestopt en werd mijn hoofd naar beneden gelegd want ik had teveel bloed verloren. Riena bleef maar roepen dat ik terug moest komen. Het is een tijdje kantje boord geweest maar uiteindelijk kwam ik weer bij.
Aan de dokter destijds heb ik gevraagd waarom hij mij niet heeft laten gaan. Ik had een bijna dood ervaring gehad en zag allemaal mooie kleuren. Ook voelde ik mij heel vredig. Het was er heel mooi en ondanks Riena en de 5 kinderen wilde ik eigenlijk niet meer terug komen……
In 1972 ontvingen wij nog een toegift, wij besloten om onze jongste zoon Bertus te noemen (roepnaam Bert) zodat ik ook nog vernoemd ben. Bert was een nakomertje want tussen hem en Henk
zit 9 jaar.
Het waren goede jaren in tegenstelling tot mijn eerste 20 levensjaren. Zakelijk gezien ging het goed en door onze zes gezonde kinderen voelden wij ons nog rijker…..
Helaas gebeurde er in maart 1975 iets wat ons leven drastisch op zijn kop zette. Riena werd ernstig ziek, bij haar werd paratyfus geconstateerd ontstaan na een Salmonella vergiftiging. Hoe dat kon gebeuren zijn we nooit te weten gekomen. Al met al heeft ze ongeveer drie weken in het ziekenhuis gelegen. Ze zou op een maandag weer thuis komen en op de zaterdag er voor kwam er iemand van de Keuringsdienst van Waren langs.
Vanwege het besmettingsgevaar moest de winkel dicht. Dit kwam natuurlijk aan als een mokerslag. Op het gemeentehuis zeiden ze dat we ons maar niet te veel zorgen moesten maken. Zij zouden alles wel voor ons regelen. Maar hier is niets van terechtgekomen. Het enige inkomen wat we toen hadden kwam uit de opheffingsuitverkoop van onze laatste kruidenierswaren.
Heel veel uit die tijd is langs mij heen gegaan, ik kon het niet bevatten. Onze goedlopende zaak werd zo maar van de een op andere dag gesloten. Riena voelde zich schuldig omdat zij zich verantwoordelijk voelde voor de winkelsluiting vanwege haar ziekte. Het was een beroerde tijd.
Gelukkig kon ik in mei voor halve dagen aan het werk bij Sperwer. Ik werkte in het magazijn om orders te verzamelen en klaar te zetten, vooral wijnorders. Vanaf juli 1975 kon ik hier hele dagen aan het werk. Na een wat onwennig begin voelde ik mij steeds beter thuis bij Sperwer.
Gerda en Aukje gingen de verpleging in en waren nog jong toen ze uit huis gingen, ongeveer 19 jaar. Zij maakten de dikke winter van 1979 thuis al niet meer mee. Er waren gigantische sneeuwbuien. Ik ben toch maar naar het werk gegaan. Even buiten Westerwijtwerd kon ik niet verder met de auto zo veel sneeuw lag er. Ik ben toen lopend verder gegaan naar Fraamklap en kon een lift krijgen van iemand. Helaas kwam die ook niet ver, tot ongeveer halverwege Onderdendam.
Ik ben toen maar lopend verder gegaan. Na werktijd ben ik niet meer terug gegaan maar heb ik bij mijn broer Johan en zijn vrouw Tinie geslapen. De dag er op ben ik ’s avonds weer lopend naar huis gegaan, het was heel koud. Gelukkig was het leger druk bezig om alle wegen sneeuwvrij te maken. Zelf ben ik nog bezig geweest bij enige boeren om hun erf en oprijlaan van sneeuw te ontdoen.
In 1979 zijn we verhuisd vanuit Westerwijtwerd naar Middelstum. Ik wilde graag weg want steeds meer mensen vertrokken en ook waren er de herinneringen aan onze winkel en de abrupte manier waarop we moesten stoppen. Tijdens een fietstocht zag ik een huis te koop staan aan de Geertruida Alberdastraat. Wij hebben toen besloten om hier te gaan wonen en dat doen we tot op de dag van vandaag nog steeds.
In 1980 trouwde Gerda met Ritzo van Leeuwen, Aukje trouwde 2 jaar later met Marten van Dijken. Het waren mooie jaren. Wiebrand werd vertegenwoordiger, eerst bij Vast Banket, later bij Vos Banket. Jurrie ging aan het werk bij de C1000 in Paddepoel. In 1983 werd onze eerste kleinzoon geboren. Pieter was zijn naam, de zoon van Marten en Aukje. In 1984 volgde de eerste kleindochter, Sandra, dochter van Gerda en Ritzo. Er zouden nog vele kleinkinderen volgen… Zo werd Riena in 1985 vernoemd toen Aukje en Marten een dochter kregen en haar Jurriena noemden. Zelf ben ik ook nog twee keer vernoemd. Aukje en Marten hun 3e kind werd Bertus genoemd en Wiebrand en Janneke (die in 1985 trouwden) noemden hun eerste zoon Bertus Paul.
In 1985 overleed mijn moeder, Aukje Koster-Spoelman, op de leeftijd van 77 jaar. Na het overlijden van mijn vader verhuisde ze naar de Stadsweg in Onderdendam, waar ook mijn opa en oma gewoond hadden. Ik denk dat ze daar best nog wel enige goede jaren gehad heeft. Haar zwager Freerk woonde bij haar in. Wel kon ze in de loop der jaren steeds moeilijker lopen. Ze kreeg een kunstheup. In 1985 dachten de artsen dat ze nog een keer een kunstheup moest krijgen. Maar na uitgebreid onderzoek werd kanker geconstateerd en hier is ze aan gestorven.
In 1985 werd ik in de tweede reorganisatieronde ontslagen bij Sperwer. Tot verbazing van velen maar ik zag het zelf wel aankomen. Al met al heb ik er 10 jaar met plezier gewerkt. Ik was 53 jaar toen ik op straat kwam te staan. Zelf dacht ik nog wel weer vrij snel aan het werk te kunnen. Maar toen ik een bezoek bracht aan het Arbeidsbureau in Uithuizen zeiden ze tegen mij dat ik niet meer terug hoefde te komen. ‘Koster, gezien uw leeftijd denken wij dat de kans heel klein is dat u nog ergens aangenomen wordt’. Ik moest maar wat van het leven gaan genieten en wat hobby’s gaan zoeken.
Dit kon ik niet zomaar accepteren en dus heb ik in het begin nog de nodige sollicitatiebrieven verstuurd. Eén keer kreeg ik hier respons op van een bedrijf in de Eemshaven. Toen ze mij naar mijn leeftijd vroegen en ik hierop 53 antwoordde vroeg de man die ik aan de telefoon had of ik dood wilde. Het was namelijk heel zwaar werk. Ik was te oud dus en het is mij dan ook niet meer gelukt om aan het werk te komen.
Dit leidde tot de nodige problemen. Na mijn WW-uitkering kwam ik in de bijstand. Door gewijzigd beleid was er zelfs sprake van dat ik eerst mijn eigen huis op zou moeten eten alvorens een bijstandsuitkering te mogen ontvangen. Ik heb daarover een verweerschrift richting de gemeente geschreven en zij nodigden mij uit voor een gesprek.
Op het gemeentehuis kwamen alle oude herinneringen over de winkelsluiting en de passieve rol van de gemeente in de maanden er na ondanks gedane beloften weer naar boven. Ik ben toen heel boos en emotioneel geworden. Ik werd toen gekalmeerd en nadat ik mij weer herpakt had heb ik mijn verhaal gedaan. Later hebben bepaalde ambtenaren de oude stukken weer uit het archief teruggevonden en heb ik bezoek gehad van het hoofd van Sociale Zaken en ook burgemeester Pit is nog langs geweest. Mijn gemoedstoestand klaarde hierdoor weer wat op. Uiteindelijk hoefde ik door de IAOW regeling (bijstandsregeling voor 50 plussers) mijn eigen huis gelukkig niet op te eten.
En zo wisselden goede jaren zich af met mindere jaren. Naast het verdriet van het overlijden van mijn moeder raakte ik ook mijn broer Jan Albert al vroeg kwijt. Hij overleed in 1990 op 52-jarige leeftijd. Drie jaar later stierf mijn zus Coby op 49-jarige leeftijd. Beiden aan de gevolgen van kanker.
Zelf heb ik samen met Riena en de kinderen nog vele goede jaren gehad. Na het verwerken van het ontslag en het idee toch niet meer aan de slag te kunnen komen heb ik mij steeds meer toegelegd op lezen, tuinieren en fietsen. Ik fietste wel tweehonderd kilometer per week. Vooral het rondje door Oosterburen, via Huizinge en Westerwijtwerd weer terug fietste ik met veel plezier.
Ook ben ik veel aan het klussen geweest bij mijn kinderen. Gerda en Ritzo zijn na enige omzwervingen uiteindelijk in Roden gaan wonen en hebben 2 kinderen gekregen Sandra (’84) en Michiel (’88). Aukje en Marten wonen al ruim 30 jaar op Toornwerd en al hun 4 kinderen (Pieter in 1983, Jurriena in 1985, Bertus in 1988 en Marten Anne in 1991) zagen hier hun levenslicht. Jurriena heeft inmiddels ook al weer een zoon samen met Egbert, Mads genaamd (2012). Wiebrand ging met Janneke in Loppersum wonen en zij kregen drie kinderen: Paul in ’86, Rob in ’89 en Mariël in ‘91. Paul heeft inmiddels 2 kinderen met Lucette, Amelie (2009) en Julian (2011).
Jurrie woont al ruim 25 jaar in Kantens, bij hem heb ik de tuin nog aangelegd. Henk en Frea kwamen ook in Loppersum terecht en wonen bij Wiebrand en Janneke in de straat. In 1998 werd Jeroen geboren en in 2002 Riëtte. Bert bleef lang thuis wonen en kocht zich uiteindelijk een nieuwbouw twee-onder-één kap woning. Hier ben ik dagelijks bezig geweest om de vorderingen met de fotocamera vast te leggen. Hij kreeg in 2011 gezelschap van Miranda met haar twee dochters Derian en Jazlijn.
Tot 2009 ging het met mijn gezondheid heel goed. Maar toen kreeg ik ineens een hartinfarct. Enige tijd later volgende een herseninfarct. Ik heb in die tijd enige weken in Innersdijk in Groningen doorgebracht. Dat vond ik een moeilijke periode waarin ik Riena erg gemist heb. In augustus van dat jaar kreeg ik ook nog een maagbloeding. Sinds die tijd ben ik heel moe en kan ik helaas niet zo veel meer aan. Ook vergeet ik regelmatig dingen en ben ik met regelmaat spullen kwijt. Dat vind ik erg vooral omdat ik vroeger zo secuur was. Gelukkig is het niet alleen maar kommer en kwel want het eten smaakt nog steeds goed.
En naarmate je ouder wordt verlies je ook steeds meer mensen om je heen. In 2011 overleed mijn grote vriend Jan Beenes. Met hem heb ik heel wat lief en leed gedeeld. Zijn vrouw Fien is dementerend en dit vind ik moeilijk om te zien. Ook het feit dat mijn broer Johan zijn vrouw Tinie verloor in 2009 is moeilijk om te accepteren, mede doordat hij het er nog altijd zwaar mee heeft. Vorig jaar overleed mijn zus Grieta en op dit moment is mijn zus Trijn ernstig ziek.
Eigenlijk zouden we het huis wel willen verkopen maar het is wat dat betreft een moeilijke tijd hiervoor. Maar gelukkig zijn we nog met zijn tweeën en samen redden wij het nog steeds. Ik vind dat ik terug kan kijken op een druk maar ook rijk leven. Samen met Riena geniet ik van onze kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen.
Mijn leven ging gepaard met pieken en dalen maar ik geloof dat wij altijd geleid zijn door God. En ik hoop dat ook mijn dierbaren door Hem gesteund en gesterkt worden. Dat wens is ik ze allemaal toe!

Tot zover zijn eigen levensverhaal in beknopte vorm. Pa is in juni 2014 na een kortstondig verblijf bij Aukje op Toornwerd in Hippolytushoes komen wonen. Samen met moeke die op dezelfde afdeling een kamer had en overdag op Meerzorg verbleef.  Zij is echter in november 2016, op 85-jarige leeftijd, overleden. Pa genoot van de liefdevolle zorg in Hippolytushoes en dat gold vanaf 2019 ook voor de goede zorgen in Wiemersheerd in Loppersum waar hij vanaf het begin verrassend goed gedijde.

Het laatste jaar moest hij echter steeds meer inleveren. Eerst de rollator voor de rolstoel en de laatste maanden de rolstoel voor het bed. Dit waren vast niet zijn mooiste maanden. Maar hij klaagde nooit en in de Wiemersheerd-rapportages konden we regelmatig lezen dat hij had genoten van een bepaalde dag. Zoals bijvoorbeeld van de bruiloft van Frank en Mariël begin juli. En dat gold zelfs vanuit bed op Eerste Kerstdag door de muziek op de televisie en het bezoek wat langskwam.

Pa laat 6 zes kinderen plus aanhang, 13 kleinkinderen plus aanhang en 13 achterkleinkinderen achter, achterkleinkind 14 is op komst. Op zondagmorgen 14 januari, zo rond negen uur, was hij helemaal op en blies hij zijn laatste adem uit. Dit keer was er, gelukkig voor hem, niemand die hem terughaalde. Het is goed zo. Rust zacht lieve pa, dank voor alle liefde, wijsheid, troost en hulp. Doe moeke daarboven de hartelijke groeten van ons!

Bert Koster
Middelstum
info@bert-koster.nl
bertkoster1@gmail.com
www.bert-koster.nl
06-51715098
0595-552405
KvK nummer: 57250278
BTW nummer: NL001445322B69