Twee jongetjes van ik schat een jaar of twaalf schuifelen in de koude middagzon vlak onder de wal omzichtig over het ijs. De ene met blonde piekharen stampt af en toe eens flink om te kijken of de ijsvloer hem en zijn vriendje wel houdt. De andere in het zwart gekleed en zwarte muts neemt een aanloopje en evenwijdig aan de wal glijdt hij lachend een meter of vier over de spekgladde ijsvloer.

(Foto: Annemieke Klijnstra)
Je kunt je het nog amper voorstellen met temperaturen dik in de dubbele cijfers en de lucht die naar lente ruikt. Maar vorige week lag er gewoon ijs. Het tafereeltje met de twee jochies speelde zich af voor mijn huis. Ik woon in Blauwestad aan het water, aan de boorden van het Oldambtmeer. Hoofdschuddend bekeek ik vanaf de bank de twee durfallen, want met anderhalf meter water was het ijs niet vertrouwd.
Tegelijkertijd moest ik denken aan een van de laatste keren dat je nog echt, zonder bang te zijn om er door te zakken, over het meer kon schaatsen. Ik schat zo’n twaalf jaar geleden op een ijskoude februariwoensdag schaatste ik met mijn tweelingbroer, m’n neefje en een vriendje van hem het rondje Oldambtmeer.
Vanaf de haven in Midwolda over het meer en dan bij Post Pallets het kanaal in langs Finsterwolde en Beerta. Via het stoomgemaal op het Winschoter Oostereinde terug naar het meer en dan oversteken terug naar Midwolda. Het is -4 op de thermometer een flauw zonnetje flink wat wind.
Mijn broer voorop want met een paar Noorderrondritkruisjes ‘in de buutse’ is hij de sterkste schaatser. De twee vriendjes van een jaar of twaalf volgen zijn spoor. De techniek van de kereltjes is nog ruw ongeslepen maar ze hebben geen enkele moeite mijn broer te volgen. Ik wel. Na een paar kilometer beginnen mijn benen vol te lopen en zeker mijn enkels stekend pijn te doen.
Maar ik laat niks merken tegenover de jongens en zeker niet aan mijn broer. Om te laten zien dat ik meer dan mee kan geef ik zelfs de kleine schaatsmannen wat aanwijzingen. ‘Je moet je gewicht steeds overbrengen naar je schaats.’ Ik weet niet of dat klopt maar het klinkt alsof ik er verstand van heb. Ik ben blij dat mijn broer halverwege stopt bij een koek en zopie-tent op een dijkje onder de rook van Beerta. En nog blijer als we weer terug zijn in de Midwolmer jachthaven.
Het vriendje van m’n neefje, een jochie met blond haar, schrandere ogen en een lach op zijn gezicht wil nog wel een rondje. Maar mijn broer – toen nog boer – zegt gelukkig dat ze terug moeten naar de boerderij op Oosterburen tussen Huizinge en Middelstum. ‘Aardappels sorteren’ hoor ik hem tot mijn opluchting zeggen.
Achteraf hier zittend op de bank in Blauwestad kan ik zeggen dat het een fantastische schaatsmiddag was. Schaatsen doe ik inmiddels niet meer. Het lijf laat me in de steek. Ongemak in het onderstel. Schaatsen kijken wel. Zo was ik een paar weken geleden met Mientje bij de schaatsmarathon in Thialf Heerenveen. Ik zag een fluitende rentree van schaatskoningin Irene Schouten bij de vrouwen en de mannen maakten er een fantastisch spektakel van dat gewonnen werd door Sjoerd den Hertog.
De Groninger won mede dankzij ploeggenoot Daan Gelling die Den Hertog keer op keer op sleeptouw nam. Op een of andere manier ben ik fan van Gelling. Zo’n mannetje dat nooit zeurt en altijd door wil en gaat. Dat ligt mij wel. En hij komt uit Huizinge, bij mijn broer om de hoek.
Sterker nog. In de D-tjes van de VV Middelstum was mijn broer de trainer van Daan, een snelle veel scorende rechtsbuiten die ook in de spits zijn mannetje stond. Misschien wel dankzij de doelpunten van Daan werd Middelstum D1 dat jaar kampioen.
Een jaar later stopte Daan abrupt met voetballen. Schaatsen werd zijn passie. In Kardinge leerde hij de fijne kneepjes. Echt supergoed was hij in zijn jeugd niet, zijn techniek was niet fijnbesnaard, maar dat kon Daan niet schelen. Hij vond het geweldig. Trainen, trainen en nog eens trainen. Gewoon door blijven gaan, moet hij gedacht hebben en zo schaatste hij ook en steeds harder.
Als er maar even ijs lag was Daan op de ijsbaan aan de Korenlaan in Middelstum te vinden. Hij schaatste door tot de ijsmeester de lampen uitdraaide. Een man van natuurijs, een man voor het marathonschaatsen, zeiden de Milnsumer kenners. En ze hadden gelijk. Op z’n achttiende belandde hij in de Groninger schaatsploeg van Groenoord en Kuil Banden en via Bouwselect verdiende hij drie jaar geleden een contract bij toen nog het Royal A-ware van topcoach Jillert Anema.
Hij ontpopte zich tijdens de wedstrijden op de kunstijsbanen als een meesterknecht voor de mannen als Arjen Stroetinga (inmiddels gestopt), Jorrit Bergsma en Chrispijn Ariens (toen nog ploeggenoot) die het uiteindelijk af moesten maken. Zoals een paar weken geleden toen hij in Heerenveen Sjoerd den Hertog aan de overwinning hielp en knuffelend in de armen van Jillert Anema viel.
Op natuurijs kwam Daan Gelling pas echt tot zijn recht. Vorig jaar won de liefhebber van aaierballen al de open NK op de Weissensee. Afgelopen weekend kwam de apotheose met een heroïsche zege in de Sea Ice Classic.
Onder werkelijk erbarmelijke omstandigheden met stormwind en een gevoelstemperatuur van -15 versloeg hij na 200 kilometer afzien op het meters dikke ijs van de Botnische Golf in de eindspring Jordy Harink en Chrispijn Ariens.
De wedstrijd was zo zwaar dat slechts twaalf schaatsers de tocht uitreden. ‘Ik was niet eens zo goed maar ik dacht gewoon door blijven gaan’, was zijn nuchtere commentaar na afloop. Ik keek met ontroerde bewondering.
Mijn telefoon zoemde, een appje van mijn broer die Daan ook nog steeds op de voet volgt. ‘Heb je het gezien?’ Ik wist meteen wat hij bedoelde en belde hem om de bewondering sprekend te delen. ‘Weet je het nog?’ besluit mijn broer het bewondergesprek over de man met zoveel onvermoeid doorzettingsvermogen. ‘Wat weet ik nog?’ antwoord ik deze keer niet wetend waar hij op doelt. Dat we zo’n twaalf jaar geleden met Xander (mijn neefje) en zijn vriendje over het Oldambtmeer schaatsten.
‘Ja man’, zeg ik. ‘Wat een fantastische schaatsmiddag’, zeg ik vol overtuiging. ‘Weet je wel wie dat vriendje was?’ Ik heb werkelijk geen idee. Aan de andere kant bleef het even stil. ‘Daan Gelling’, zei mijn broer triomfantelijk lachend en hij hing op.
Twaalf jaar geleden, dacht ik met de telefoon in mijn handen. Twaalf jaar later wint de man met beennummer 12 uit Huizinge de 200 van Zweden.
Gisteren ging ik naar de supermarkt aan de snelweg bij Zuidbroek. Bij het brood klampt mij een oudere man aan. Kop van graniet met felle ogen. Ik ken hem ergens van, maar weet niet waarvan. De man ziet aan mijn gezicht dat ik hem niet herken. ‘Ik zat noast die bie de marathon in Heerenveen.’ Dan valt bij mij ook het kwartje.
‘Hest die jong van Gelling ook zain?’ vraagt hij naar de heroïsche schaatszege in Zweden. ‘Joazeker heb ik dat zain. Zol’k joe wat vertellen: Dij heb ik nog scheuveln leert op t Oldambtmeer…..’
(De columns van Erik Hulsegge op bert-koster.nl worden u aangeboden door Klimaatgroep Holland uit Groningen! www.klimaatgroepholland.nl)