Al lopend zie ik hem een meter of 40 verderop liggen, in het zorgvuldig kort gemaaide gras. Felwit, door de volle zon beschenen. De ligging is perfect. Nadat eerst één van mijn twee maatjes zijn bal heeft geslagen, loop ik enthousiast naar de mijne toe. Ondertussen loopt mijn tweede maatje in de schaduw, onder de hoge bomen rechts van mij, te zoeken naar zijn bal. Hij krijgt aanwijzingen van de ander. Even overweeg ik om mee te helpen met zoeken, maar aangezien ze een aardig eindje weg zijn en ik toch nooit een bal kan vinden, laat ik het erbij.
124 meter tot aan de green, zegt mijn app. Zorgvuldig overweeg ik welke club ik zal gebruiken, het wordt de ijzer 9. Rechts van de green ligt een tweetal bunkers en links ligt water, maar de weg ernaartoe is vrij van obstakels. Met een beetje fantasie lijkt het alsof de bal er zelf ook helemaal klaar voor is. Hij ligt er gretig bij, zogezegd. Het enige wat ik hoef te doen, is hem het laatste zetje geven. Ik weet hoe het moet, want ik heb het al vaker gedaan. Ik weet ook hoe het niet moet, want dat heb ik nog vaker gedaan.
Als de bal die tussen de bomen lag, weer kundig op de fairway is geslagen, neem ik plaats achter mijn bal. Ik breng de club in positie en kijk nog één keer van de bal naar de green. Daar moet het naartoe. Na een kort moment van opperste concentratie begin ik aan de achterzwaai. Vanaf nu moet alles in één soepele beweging overvloeien, goede timing is essentieel en vooral géén kracht zetten. Niet nadenken over alles wat fout kan gaan, zeg ik tegen mezelf en daardoor doe ik het juist toch. Ik raak de bal niet optimaal, waardoor deze te hard en te laag en te ver naar rechts vooruitschiet en in de bunker belandt.
Gezamenlijk lopen we, al evaluerend en keuvelend verder. Ieder op weg naar zijn eigen bal. Eén van ons maakt een grapje waar we hartelijk om moeten lachen. Niet voor het eerst vandaag stellen we vast hoe bevoorrecht we zijn, dat we hier in deze schitterende omgeving, in dit aangename gezelschap, bezig mogen zijn met deze prachtige sport. Het is een warme donderdagmiddag in mei en we zijn, samen met nog een paar anderen, alweer vanaf het begin van het voorjaar bezig met het omlaag brengen van onze handicap. Iedere week een uur les en minimaal eens (liefst vaker natuurlijk) per week de baan op.
Terwijl ik de bunker nader, zie ik dat de bal een redelijke ligging heeft. Ogenblikkelijk voel ik weer het bijna kinderlijke enthousiasme, dat ik telkens voel wanneer ik weer een bal mag slaan en ik fantaseer volop over de geweldige bunkershot die ik weldra zal slaan. Met veel slice, zwiep ik de club met het blad vol open gedraaid door het zand, vlak onder de bal door, waardoor deze tussen het opspattende zand met een sierlijke boog vlakbij de hole op de green zal landen. Gewichtig pak ik de juiste club uit mijn golftas, neem plaats achter de bal en ik weet zeker dat het een prachtbal wordt. Denk ik.