‘12 km’ staat er op het bordje. Met nog wat woorden in het Spaans, maar daarvan weten we de betekenis niet. Af en toe komen we een bordje tegen, waarop waarschuwingen staan (denken we) voor wilde dieren: jaguars, krokodillen, tijgers en beren. Toen we van tevoren op Maps keken, stond er volgens mij geen twaalf kilometer, maar we kunnen nu toch niet meer terug. We moeten door.
We lopen inmiddels al een uur of twee, drie. Ik heb geen idee eigenlijk hoe lang, want we hebben onze telefoons niet mee. En geen horloge. Paadje op paadje af. Over riviertjes of er dwars doorheen. We zitten onder de modder. Het regent onophoudelijk, mijn voeten soppen in mijn schoenen. Het heet niet voor niets een regenwoud, natuurlijk. Terwijl we voor de zoveelste keer door een modderpoel lopen, besef ik me opeens dat ik in Colombia ben. Hoe ben ik hier nou weer beland?
Vorig jaar besloot ik te gaan reizen. Ik had mijn stage afgerond en werkte als docent Nederlands. Omdat ik vaker naar het buitenland ga, keek niemand raar op toen ik zei dat ik weer weg wilde. Mijn kamer in Groningen kon ik wel onderverhuren en verder heb ik weinig spullen, dus dat was snel geregeld. Het verschil was alleen dat het nu niet voor stage of werk was. Ik wilde gaan reizen. Gewoon reizen. In Zuid-Amerika, met een backpack en zo.
En dat vonden mensen interessant. Vragen als ‘Wat ga je daar dan doen?’, ‘Ga je voor je studie?’, ‘Ga je daar werken ofzo..?’ en ‘Is het daar niet gevaarlijk?’ kwamen dan ook regelmatig voorbij. En ik wist het antwoord eigenlijk niet, want ik had geen plan. Ik ging gewoon reizen. Ik wist zelf eigenlijk niet eens wat dat inhield. Ik zag voor me: zon, natuur, eten, dingen zien, mensen ontmoeten, leven in een andere cultuur.
En wat ik allemaal meegemaakt heb, had ik niet kunnen voorspellen en overtrof mijn verwachtingen. Mijn reis begon in Rio de Janeiro, Brazilië, ging via Peru naar Colombia en eindigde weer in Rio. Waarvandaan ik terugvloog naar Amsterdam. Van wereldwonderen, zoals de Machu Picchu in Peru en het Jezus Christusbeeld in Rio tot wandeltochten door de jungle en het beklimmen van hoge bergen (5000 m), van kanoën in de nacht tot eilandhoppen en pinguïns spotten.
En ja, natuurlijk was het gevaarlijk en is het soms onveilig op straat. Bijna iedereen die ik in Zuid-Amerika sprak, was beroofd of kende iemand die een beroving meegemaakt had. Mijn eigen telefoon is ook gejat, gelukkig kreeg ik hem weer terug. Helaas is ‘ie na een week in Groningen alsnog kapot gevallen. Zonde van de foto’s, maar de herinneringen blijven natuurlijk. En al die enge verhalen vergeet je ook, de mooie momenten overheersen.
En nu stond ik vorige week weer met mijn poten in de modder, soppend in mijn natte schoenen. Maar dit keer niet in het regenwoud van Colombia, maar in de feesttent van Sunsation. Geen wilde dieren, rotsen en rivieren. Letterlijk een wereld van verschil. En toch voelt deze modder als thuiskomen.