Bij de Molen
Knis Beheer
KOOZAA
Huitsing & Poort
Hotel 't Gemeentehuis
De Kleine Munt

Pauline Broekema, de journalistieke alleseter die schrijfster werd….

Pauline, kun je jezelf in het kort even voorstellen?

Foto: Merlijn Doomernik

Ik begin bij het allereerste begin. Ik ben in 1954 geboren in de kraamkliniek Huize Tavenier in Groningen. Eén van de duizenden stadjers die daar het levenslicht zagen. Mijn peuterjaren heb ik in de Indische Buurt, aan de Sabastraat doorgebracht. Daarna verhuisden we naar de Maaslaan. Ik heb gezien hoe de weilanden verdwenen en de rondweg werd aangelegd. We zwommen in de Papiermolen, het mooiste zwembad van Nederland, vind ik nog altijd. Daarna volgde Selwerd.

Ik ben op mijn achttiende leerling-journalist geworden. Eerst werkte ik voor twee kranten en later maakte ik de overstap naar de NOS. En, niet onbelangrijk, ik ben getrouwd en we hebben drie volwassen kinderen.

Tegenwoordig woonachtig in Het Gooi maar opgegroeid dus in de provincie Groningen?

Ik ben een geboren Stadjer en dat gevoel zit heel diep in me. Ik ging in de binnenstad naar school. Dat was nog de tijd dat er veel traditionele winkels waren in het centrum. In mijn klas zaten kinderen van ondernemers. Ze woonden boven de winkel. De slagerij, de bakkerij, de boekenzaak.

Veel Stadjers zijn vaak op Drenthe, op het zand gericht. Ik aanvankelijk ook, maar toen we in Selwerd woonden kwam de klei van Noord-Groningen ineens dichterbij. Dan ging ik op de fiets naar Garnwerd. Zo heb ik het Hogeland ontdekt. Westerwolde en Oost-Groningen bijvoorbeeld vind ik ook prachtig, maar Het Hogeland is voor mij toch echt het allermooist.

We hebben met onze kinderen veel vakanties op het Hogeland doorgebracht. In Usquert. Ik wilde ze iets meegeven van mijn provincie. Ook de taal. Mijn Gronings is niet zo best. Maar toch werd er bij het Journaal vaak gezegd als er in Groningen een item gemaakt moest worden: ‘Stuur Pauline maar die kant op!’ De liefde voor de provincie kreeg ik vooral mee van mijn vader. Hij had bijvoorbeeld een heel uitgebreide verzameling boeken over de provincie. Een deel daarvan hebben mijn zus en ik geschonken aan Museum het Hogeland in Warffum. En een deel heb ik gehouden.

Het journalistieke bloed zat er al vroeg in?

Lekker zwemmen in de Papiermolen.

Ik wist al vrij vroeg dat ik de journalistiek in wilde. Na de HAVO koos ik niet voor het Atheneum en ook niet voor de School voor de Journalistiek. Ik wilde meteen in de praktijk aan de gang en werd op mijn achttiende leerling-journalist bij Boom Pers in Meppel. Na drie jaar was ik officieel journalist en ben bij het Noordhollands Dagblad in Hoorn aan de slag gegaan. Ook daar heb ik drie jaar gezeten, heb wat gereisd en werd vervolgens verslaggever bij Hier en Nu Radio van de NCRV.

Ik denk dat het journalistieke een beetje in mijn genen zit. Mijn vader wilde heel graag journalist worden maar kreeg de kans niet. Hij werkte onder meer bij de provincie. Mijn moeder was lerares, beiden lazen ze veel. Boeken en meerdere kranten.

Werken als verslaggever en redacteur bij de NOS was een droombaan?

Dat realiseerde ik mij pas toen ik na een sollicitatie werd aangenomen. Ook in die tijd was het NOS-Journaal al een instituut en dat schept verplichtingen. Heel hard werken en het uiterste van jezelf vragen. Wanneer ik bijvoorbeeld een onderwerp moest monteren en de editor zei dat het goed was dan gingen we, als het maar even kon, door voor ‘heel goed’.

Daarbij probeerde ik mij altijd heel grondig in te lezen om goed beslagen ten ijs te komen. Bij een spoedklus kon dat natuurlijk niet, dan werd ik onderweg door een collega op de redactie bijgepraat. Het moet goed zijn. En kloppen. Op een verkeerd gespelde naam word je -terecht- al aangesproken. Ik heb 34 jaar als verslaggever en redacteur voor de NOS gewerkt. Als binnenlandredacteur, maar af en toe ook in het buitenland.

Kun je enige nieuwsitems noemen waar je aan gewerkt hebt en die je altijd bij zijn gebleven?

Ik heb uiteenlopende onderwerpen mogen maken. Lichtere onderwerpen maar ook het harde nieuws. De vuurwerkramp in Enschede, de Bijlmerramp, de Nieuwjaarsbrand in het Hemeltje in Volendam: dat waren hele zware onderwerpen om te verslaan.

En de lichte onderwerpen? Ik heb als verslaggever de drie laatste Elfstedentochten meegemaakt. De meest enerverende vond ik die van 1985. Het was voor iedereen nieuw. En spannend. Ik herinner me hoe het in de avond voor de start begon te dooien en wij ons afvroegen: ‘gaat hij nog wel door?’ Vooral de start staat me nog in het geheugen gegrift. De deelnemers die weg schaatsten, de diepe duisternis in. We hebben de hele dag doorgewerkt. En stonden bij het laatste dorp voor de finish. Die uitgeputte schaatsers die we interviewden en die niet meer wisten waar ze mee bezig waren.

De Val van de Berlijnse Muur was natuurlijk het meest gedenkwaardige waar ik bij mocht zijn. Het staatsbezoek van Beatrix en Claus aan Canada, Noorwegen en Spanje versloeg ik. Veel onderwerpen over kunst heb ik gemaakt. Het is nou eenmaal zo dat je als verslaggever vaak vooraan staat. En dan is het wel heel bijzonder om er bij te zijn als, na al het politieke geharrewar tussen Nederland en Frankrijk, die prachtige portretten van Rembrandt in het Rijksmuseum arriveren. Als Oopjen en Marten, onder toeziend oog van een legertje specialisten met uiterste voorzichtigheid uit de kisten worden gehaald.

Een dierbaar moment was dat ik een verslag mocht maken over de laatste wedstrijd van FC Groningen in het oude stadion. Toen ze het Oosterpark vaarwel zeiden en naar de Euroborg gingen. Ik moest terugdenken aan hoe ik daar met mijn vader op de tribune zat.

Aan het werk voor het Journaal, een interview met Bé Schollema.

Een item dat ik in de Pekela’s maakte zal ik nooit vergeten. Meindert Schollema was toen de burgemeester. Het ging over de opvang van asielzoekers in de gemeente. Die anders dan door sommige media werd gesuggereerd, juist nièt terughoudend werden ontvangen. Ik schreef bij die gelegenheid op nos.nl een blog over Oude en Nieuwe Pekela. Hoe ik de dorpen in de twee dagen dat ik er was had ervaren. Hoe mooi het er is. Vol historie. Daarop kwamen zulke enthousiaste reacties van Pekelders. ‘Je kunt hier wel komen wonen, Pauline’, schreven ze.

Later was Schollema woedend over de manier waarop de EO zijn gemeente had geportretteerd. Hij vroeg mij om raad. En daaruit werd het idee geboren om inwoners van de gemeente korte items te laten maken van een minuut of zes. Over uiteenlopende onderwerpen in de gemeente. Zij bedachten die onderwerpen. Deden de voorbereiding. Cameraman Martijn Pot draaide en zij assisteerden. Dat is ‘Pekels Goud’ geworden, nog altijd te zien op Youtube (https://youtu.be/_2Gpp4RKNg0).

In 2018 werd het tijd om iets anders te gaan doen?

Ik weet nog dat ik in 2015 terugreed van een reportage en dat ik mijn man aan de lijn had. Het ging over van alles en nog wat. Ook dat er post was van het Pensioenfonds. Toen vroeg ik, ook tot mijn eigen verrassing, of hij uit wilde zoeken of ik eventueel eerder zou kunnen stoppen met werken. En dat bleek te kunnen. Thuis stonden ze er van te kijken. Dat kon toch niet? ‘Mama hoort bij het Journaal’.

De enige die er van wist was de hoofdredactie. Ruim een half jaar voor mijn afscheid heb ik het de redactie, mijn collega’s laten weten. Ze waren verbaasd. ‘Jij weg bij het Journaal? Dat kan toch nog niet?’ Dat soort reacties. Die deden me zo goed.

Ik ben na mijn afscheid bij het Journaal doorgegaan met waar ik in mijn journaaltijd al mee bezig was. Schrijven. Mijn eerste boek bij De Arbeiderspers was ‘Benjamin, een verzwegen dood’, over mijn Joodse naamgenoot Benjamin Heiman Broekema, uit Warffum. Het schrijven werd steeds belangrijker voor me. Het gaf de verdieping die ik soms in mijn werk als verslaggever miste.

Na ‘Benjamin’ volgde ‘Het Boschhuis’ en daarna verscheen ‘Het uiterste der zee’. Soms nam ik onbetaald verlof om een boek af te kunnen ronden. Ik herinner me nog heel goed hoe ik in een schitterende zomer in een huisje in Rottum, vlakbij Middelstum, de laatste hand legde aan ‘Het Boschhuis’.

Waarom kwam je laatste nieuwsitem uit Middelstum?

Mijn wens werd gehonoreerd zelf te mogen bepalen waar mijn laatste item over zou gaan. Eerder had ik tijdens een lezing in Warffum kennisgemaakt met Mark van Dijken. Hij kwam na afloop naar mij toe, was daar als lid van de historische vereniging van Middelstum. En hij vertelde dat het de familie gelukt was om het huis waar hij zou gaan wonen terug te kopen van de NAM. Ik heb toen op de redactie gezegd: ‘daar zou ik heel graag een item over maken.’ Ook omdat het paste bij waar ik mij altijd hard voor heb gemaakt. Dat ook het Nederland buiten de Randstad de aandacht krijgt die het verdient. Dat je moeten laten zien hoe krachtig mensen kunnen zijn. Dat lang niet iedereen, om maar eens wat te noemen, een universitaire studie achter de rug heeft.

Ik herkende me in Mark. Want ook in ben, net als hij, met mijn opleiding ‘een stapelaar’. Ik wilde laten zien dat niet alleen ouderen zich inzetten voor de historie en houden van het dorpsleven. Ik kijk terug op een prachtig afscheidsfeest bij de NOS. Dat was zo’n bijzondere avond. Er waren sprekers en een optreden van mijn favoriete Groningse zanger, Arnold Veeman. En natuurlijk zong hij mijn lievelingslied, ‘Mien lutje laif’.

Van verveling is absoluut geen sprake toch?

Foto: Koos Kamphuis

Nee, zeker niet. Ik werk gewoon door. Voor de Arbeiderspers ben ik bezig met een nieuw boek. Het wordt een boek over een rechterhand van Aletta Jacobs. Een vrouw uit het Noordhollandse Hoorn. Iemand die, door wie ze was, ‘de gewone vrouw’ wist te bereiken en te interesseren voor vrouwenemancipatie en de zaak van het Vrouwenkiesrecht. Ik dompel me dus nu onder in de late negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw. Want het boek gaat over veel meer dan alleen mijn hoofdpersoon. Het gaat over de mensen die haar pad kruisten. Door het hele land. Van Noord tot Zuid. Ik heb trouwens net een hoofdstuk afgerond dat in de stad Groningen speelt.

Bijna iedere dag zit ik achter de computer. Eigen baas zijn, het vergt wel wat discipline en de ene dag lukt het beter dan de andere. En ik ben columnist geworden voor Museumtijdschrift. Ik schrijf over een schilderij, of een ander kunstwerk en vertel waarom ik het mooi vind, waarom het me fascineert. Ze zijn enkele weken na de verschijning van het tijdschrift ook te vinden op de site van Museumtijdschrift. In tekst en in een door mij ingesproken column. https://museumtijdschrift.nl/artikelen/rubriek/selfie-van-een-wonderkind/

Binnenkort brengt een mooie lezing jou weer naar het noorden?

Op woensdag 12 april kom ik inderdaad op uitnodiging van de Historische Vereniging Middelstum naar het Hippolytushoes. Ik moet de lezing nog voorbereiden. Het zal gaan over mijn boeken, mijn werk en meer. En zeker ook over mijn liefde voor het Hogeland. Het begint om 20.00 uur. Iedereen is van harte welkom. Ik ga proberen er een mooie avond van te maken.

Als ik je vraag naar je hoogte- en dieptepunten uit je werkzame leven, wat is dan het antwoord?

Dat vind ik een lastige vraag. Er wordt vaak tegen mij gezegd dat het feit dat ik de val van de Berlijnse Muur mee heb mogen maken een absoluut hoogtepunt uit mijn carrière is. Een hoogtepunt kan heel goed in een klein item zitten. Als in de montage set blijkt dat een cameraman nèt dat ene moment heeft weten vast te leggen. Als je mensen ontmoet die inspireren. Als je met je cameraploeg, als enigen, een repetitie van het Koninklijk Concertgebouw Orkest mee mag maken. Er getuige van bent hoe kersverse ouders arriveren met hun adoptie-zoon.

Dieptepunten? Natuurlijk. Die waren er ook. Veel van een onderwerp verwachten en er niet in slagen om het tot een item te maken. Maar ik kijk vooral graag naar wat wèl lukte.

Heb je nog bijzondere werk-anekdotes?

Ik moest eens een verslag maken van een truckersstaking in Frankrijk. Heel lang geleden al weer. Wegen werden geblokkeerd, vakantieverkeer liep vast. Er was geen doorkomen aan. Wij wisten de stakers bij een blokkade te bereiken. Maakten interviews, filmden een inventieve chauffeur die zijn tankwagen met water gevuld had en regelmatig een frisse duik nam.

Werken in weer en wind, op Lauwersoog.

Toen we ‘het hadden’, zoals je dat noemt en we wegliepen hoorde ik hoe iemand mij riep. Middenin Frankrijk…hoe kon dat nou? Het bleek de broer van mijn man, hij was een van de chauffeurs die meedeed aan de blokkade. Ik had hem nog nooit gezien! We hebben de boel weer uitgepakt en hem gedraaid. Hij had een geïmproviseerde douche gemaakt en kookte op een campinggas zijn maaltijden.

We monteerden het verhaal en ik belde daarna mijn man en de schoonfamilie. Dat ze absoluut naar het Journaal moesten kijken want daar zat een verrassing in. Wat een toeval eigenlijk, achteraf bezien, dat mijn zwager en ik daar op dat moment kennis met elkaar maakten!

En die keer dat ik voor een reportage in het ziekenhuis in Leeuwarden op de afdeling Verloskunde was. Ik vroeg in een opwelling of ik heel even een verloskamer mocht zien. Een wonderlijke wens maar het mocht. ‘Zo ziet het er dus uit’, zei ik tegen mezelf. En dacht: ‘misschien gebeurt het me nog eens dat ik er lig…’

En die wens is uitgekomen! In Amsterdam, waar we toen woonden. Ik was al achtendertig toen de eerste kwam. En veertig bij de tweede en derde. Ja, inderdaad een tweeling. Dat is misschien wel de meest bijzondere werk-anekdote. In verwachting zijn en werken. Dat het je gegund is om zo gezond te zijn dat je het tot aan je zwangerschapsverlof vol kan houden. Dat je die mazzel hebt. Dat is iets om heel dankbaar voor te zijn.

Nog tijd voor andere hobby’s?

Jazeker! Ik ben bijvoorbeeld voorzichtig weer begonnen met schilderen. Ik twijfelde vroeger wel eens of ik niet naar de Kunstacademie zou moeten gaan. Later tijdens onze vakanties op het Hogeland heb ik wel eens iets geschilderd en nu pak ik het dus weer op. En af en toe een blog schrijven voor mijn eigen website. Dat vind ik ook leuk om te doen.

Waar staat Pauline Broekema over 5 a 10 jaar?

Daar kan ik heel kort op ingaan. Ik hoop dat ik tegen die tijd nog gezond mag zijn en dat geldt natuurlijk ook voor mijn dierbaren.

Wil je verder nog iets kwijt?

Een lezing in de openlucht.

Ik vind het vreselijk te zien en te horen hoe de Groningers worden geraakt door de bevingen. Van dichtbij maak ik mee hoe mensen getroffen worden. Wat de gevolgen zijn. Jarenlang in de ellende zitten, in uitzichtloze situaties. Het is zo afschuwelijk en zo oneerlijk ook.

Verder hoop ik dat op het Hogeland een goede OV-verbinding gewaarborgd blijft. De trein naar Roodeschool vind ik een prachtige verbinding. Maar je zou de mensen in Leens, Ulrum, Zoutkamp een aftak gunnen. Laatst bracht iemand mij om een uur of zes ’s avonds van Baflo naar Groningen. Ik schrok van de hoeveelheid autoverkeer dat ons op de N361 tegemoet kwam. En ik dacht: ‘stel dat ze die weg gaan verbreden. Hoe moet dat dan? Gaat een stuk van het Reitdiepdal er dan aan?’

Koester wat je hebt, wees er zuinig op. Groningen is zo bijzonder in z’n weidsheid, de stilte, de relatieve ongereptheid. De grote dorpen, de kleinere, ze zijn zo prachtig.

En, tenslotte, ik ben voornemens om nu eindelijk eens te doen wat ik al heel lang van plan was. Kamperen. Op het Hogeland. Een klein tentje en een rugzak. Fiets huren en alle bekende plekken langs. Van Noordpolderzijl tot aan Middelstum!

Bert Koster
Middelstum
info@bert-koster.nl
bertkoster1@gmail.com
www.bert-koster.nl
06-51715098
0595-552405
KvK nummer: 57250278
BTW nummer: NL001445322B69