De Provincie Midden-Friesland
Ook dit jaar blijft het duidelijk hoe nog veel gedupeerden van de gaswinning in een ellendige situatie verkeren. In de media verschijnen elke dag wel schrijnende verhalen en een parlementaire enquête over het gaswinningsdossier is aanstaande. Wordt de ernst van de huidige situatie in Groningen werkelijk gezien? En hoe lang voelen we ons als Groningers nog schatplichtig aan een overheid die Groningen ook in de toekomst toch vooral als wingewest blijft zien?
Een paar jaar geleden verhaalde ik in de rubriek ‘lezersbrief’ in deze krant (1 maart 2018) over een brief die mijn oudste dochter in het jaar 2050 zogenaamd aan mij schreef. Ja, 2050. Gekscherend laat ik mijn dochter schrijven dat de provincie Groningen in 2025 omgedoopt is tot Midden Friesland. Een utopie?
Zij schrijft mij: (…) ‘Toch jammer dat de naamsverandering door de gasperikelen en het daardoor verkregen slechte imago nodig was. Zoals het nu lijkt is het wel een logische naamsverandering gebleken. Als grootleveranciers van energie en van alles dat met voedsel te maken heeft vormen we nu, samen met Ost Friesland én onze oude vertrouwde Friese buren, weer een groot, krachtig en autonoom Fries (wadden)gebied: de Friese Waddengordel.’
Mijn dochter vervolgt in 2050 haar brief aan mij: ‘In het meer dan tweeduizend jarig bestaan van de voormalige provincie Groningen ging het vanaf de oprichting van de wierden (terpen) alleen maar voorspoedig met dit oude cultuurlandschap. Het gasdebacle aan het begin van deze eeuw had zeer negatieve kanten, het zorgde er echter voor dat Groningers vanuit een ander perspectief naar zaken begonnen te kijken. Waarom die afhankelijkheid van die Hollandse provincies? Prachtig zoals de trots toch ging zegevieren en de Groningers in opstand kwamen tegen de regenteske benadering van de Hollandse heren.’
In 2050 is mijn dochter net 50 geworden. Ik ben dan over de 80 jaar oud. Met gemengde gevoelens kijk ik terug op het begin van de twintiger jaren van deze eeuw terug. Het vertrouwen in de overheid, aangevoerd door Den Haag – en met invloed binnen gemeentelijke en provinciale besturen – bereikte dieptepunt naar dieptepunt. Bij de Groningers broeide er echter iets. Boosheid, gelatenheid en een ‘wij doen er toch niet toe-’gevoel, maakte plaats voor een uitbarsting van eeuwenlang ingehouden trots en de alles doordringende drang naar werkelijke onafhankelijkheid. De Groningers namen het heft in eigen hand; een uitdrukking die ook in deze periode werd gebruikt bij een huizenversterkingsproject. De Groningers waren er klaar voor om hun eigen samenwerkingspartners te kiezen.
Mijn dochter vervolgt: ‘Midden Friesland had daarbij het geluk dat Holland het voormalig Groningen liever kwijt dan rijk was; de kosten werden hoger dan de baten. Met de miljarden aan compensatie (helaas moest dat geld via het Internationaal Gerechtshof worden opgeëist) konden wij, samen met onze Friese buren, beginnen aan de opbouw van de Friese Waddengordel en aan de revitalisering van onze Friese ondernemingsdrang, waar we 1500 jaar geleden al beroemd en berucht om waren. Voormalig Groningen beweegt niet meer maar bruist nu daarentegen zoals nooit tevoren.’
‘En dat kan ik weten pa’, schrijft ze verder, ‘nu ik weer in mijn ouderlijk huis in Stitswerd mag wonen en jullie een goed leven hebben dicht bij Stitswerd, ben ik zo blij dat de afgelopen honderd jaar de oude provincie Groningen niet is mee genomen in de ‘vaart der volkeren’ en dat na het gasdebacle in de jaren ’20 hier geen ‘vernieuwers’ of andere ego’s werden ingevlogen om de zeldzame rust in ruimte en open luchten de vernieling in te helpen. Ik ben zo blij dat jullie toen, in mijn pubertijd, beseften dat er soms niets mis is met een goed soort conservatisme. En ik ben er zo trost op dat wij binnen de Friese Waddengordel, dat zich strekt van Harlingen tot Willemshaven, geheel zelfvoorzienend zijn. Dat wij zelf onze grootste afnemers zijn en dat goederenstromen tot een minimum beperkt zijn. Dat kleinschaligheid de kern is van onze samenleving en dat geld als enige waarde haar glans heeft verloren.’
‘Kon minder’ zou een oude Groninger zeggen. Vandaag weet de Midden Fries het; het móest en het kán inderdaad met minder. En we worden er hier niet minder gelukkig door.
De geschiedenis leert ons dat landsgrenzen, provinciale grenzen en – zoals we momenteel vaak mee mogen maken in Groningen – gemeentegrenzen, geen vaststaande gegevens zijn. Wellicht wordt het tijd voor ons, Stadjers en Ommelanders, om zelf de bakens te verzetten, in plaats dat dit steeds weer voor ons wordt gedaan. Midden Friesland, de Friese Waddengordel. Een utopie? Vast. Maar wellicht is het een baken, een gedachtesprong, voor een mogelijke toekomst. Een toekomst waarin wij Noordelingen onze trots, ons kennen en kunnen weer volop, onafhankelijk en met leefbaarheid voorop, uit kunnen leven.