- Ik sta bij de bushalte op het hoofdstation in Groningen, wachtend op lijn 65, de bus naar Zoutkamp. Het is avond, het schemert. In mijn hand een weekendtas, ik kom ergens vandaan en ga naar mijn ouders. Ik sta daar in m’n eentje. Het Groninger Museum is nog niet gebouwd. Ineens komen drie verschijningen in trainingspak doodgemoedereerd aangewandeld: Eijkelkamp, Roossien en Wilson. Pioneer op de trainingspakken.
Precies voor mijn neus. Sporttassen in de handen. (Trolleys bestonden niet, mannen moesten sjouwen.) Seconden kruipen voort, ik voel de adrenaline sneller stromen en de hartslag omhoog gaan. Tweestrijd. Niks zeggen, wel iets zeggen, niks zeggen. Wát moet ik zeggen, ik ben alleen, ik heb geen materiaal bij me. Als ik niks zeg krijg ik spijt. Ze zijn nu zo’n vijf meter voorbij me. Ik zet een drafje in terwijl ik hallo, hallo roep. Ze stoppen.
Ik sta oog in oog met Ulrich Wilson (de linksback die altijd voetballende oplossingen zoekt) en zeg: ‘Ik wil u toch even een hand geven.’ Hij geeft me een hand en zegt iets vriendelijks, ik weet niet meer wat. U, u, u. Alles wat ik had willen zeggen: niet u. Alles wat ik had willen hebben: niet zijn hand. Een hand. Alsof hij een medewerker van een reisbureau of een bank is.
Desalniettemin overheerst de volgende dag het goede gevoel: ik heb ze durven aanspreken en geen spijt van een gemiste kans.
- Als je revaliderende voetbalzoon je op een zeker moment in de week berichtjes stuurt als ‘Anco Jansen en Nick Bakker naast me’, gevolgd door ‘nu eentje die Engels spreekt’, halve minuut later ‘het is Kolar’, daarna ‘nu een speler die ik niet ken’, gevolgd door ‘heb het opgezocht, het is De Vos’, dan voel je de cortisol toenemen. Maar je realiseert je vooral de beperking van het moment: Laan Corpus den Hoorn is drie kwartier fietsen vanaf Beijum-Oost.
Dus rest coaching via de mobiel. Ik schijf terug: ‘Dit is je moment. Maak contact. Zeg gewoon: Ik ben jullie nieuwe nummer 9. De Leeuw kan het niet alleen en Kolar is geblesseerd.’
Hij stuurt een lachende emoji terug maar ik voel: er gebeurt daar niks.
Ik ben op stoom en typ: ‘Laat Jansen die foto van hem en mij zien. Dat is spontaan en leuk.’
Geen bericht.
Maandag een herkansing jongen.