Een berichtje van Bert. Of ik weer ergens inspiratie vandaan kan toveren voor het aanleveren van mijn jaarlijks stukje. Zonder twijfel heb ik ja gezegd, geen idee waar het dit keer over zou moeten gaan. Genoeg gezeik in de wereld waar ik me niet in wil mengen: zwarte piet, corona, discriminatie, Trump en ga zo maar door. Ik heb er een duidelijke mening over, maar ben er wel klaar mee. En de meerderheid in Nederland volgens mij wel.
Maar toen de deadline naderde begon ik me wel een beetje zorgen te maken. Want normaliter schud ik de verhalen zo uit m’n mouw. Ik ging de zolder op. Op zoek naar herinneringen van vroeger. Kwam plakboeken tegen van de basisschool, voetbal, van mijn kortstondige scheidsrechtercarrière en van 10 jaar Vlieg & De Meppers. Maar wie zit er nu te wachten op een terugblik uit mijn historisch archiefje? Dat zullen er niet veel zijn, denk ik. Al ben ik blij dat alles bewaard is gebleven. Echter nog steeds geen inspiratie. Tot die ene nacht….
Ik voetbal. Nog steeds. En nadat ik vorig jaar Bert vroeg om vooral door te gaan met voetballen bij zijn cluppie Middelstum hebben we helaas weinig wedstrijden meer kunnen spelen. En zo belandde ik in een droom. En voor vele clubmensen zou het wellicht een nachtmerrie kunnen zijn, waar sommigen badend in het zweet van wakker zouden worden.
In onze regio kennen we een aantal voetbalclubs. Ieder met hun eigen identiteit en clubcultuur. De ene club is wat groter dan de andere. En al slapend begon daar mijn verhaal. Want ik voetbal bij Stedum, terwijl ik er al 10 jaar niet meer woon. Een clubje waar we ieder jaar met hangen en wurgen drie seniorenteams op de been weten te brengen. In mijn droom was ik twintig jaar verder. Ik naderde de respectabele leeftijd van 60 jaar.
En ondanks dat ik nu op mijn 38e elke zondag amper uit bed kan komen als we weer eens gevoetbald hebben, speelde ik nog steeds mijn wedstrijdjes. Ik zie het niet gebeuren, maar in een droom moet je de nadruk niet alleen op negatieve aspecten leggen. Daarvoor was het tot nu toe ook een droom he? Het ging niet meer zo vloeiend allemaal, maar ik deed nog mee in 2040. Het tweede en derde elftal van Stedum bestonden niet meer, maar wij oudgedienden speelden nu in het 1e elftal in combinatie met de jongere garde die niet goed genoeg was om hogerop te gaan spelen bij Stadse clubs.
In de reserve zesde klasse speelde Stedum 1. Het plezier werd bij velen minder en minder. De oudjes ergerden zich aan de instelling van de jeugd (‘Vrouger was alles beter!’) en de jeugdige spelers begonnen zich meer en meer aan de traagheid van ons oudjes te ergeren. Er werd nog steeds veelvuldig door spelers afgezegd omdat de vrouw online met ze wilde winkelen. Dit kon niet lang meer goed gaan, je kunt niet wekelijks je wedstrijdje blijven afzeggen.
En wat te denken van de begroting die al jaren bijna niet meer rond te krijgen was. Contributie kwam amper binnen, kantineopbrengsten waren niet meer rendabel en sponsoren zagen er niets meer in om op een bord of shirt te prijken terwijl het niveau niet meer om aan te zien was. Hoe konden we dit nog volhouden? Ik moest in mijn droom denken aan de teloorgang van ’t Zandt, in 2040 zo’n 25 jaar geleden. Die kant mocht het met ons toch niet op gaan?
Ook omliggende verenigingen zoals De Fivel, Middelstum en Loppersum zaten in een neerwaartse spiraal. Stedumers die zich goed genoeg achtten probeerden het nog bij deze clubs, maar het ledenaantal werd daar ook minder en minder. Het 7×7 voetbal op vrijdag was al weer jaren geleden afgeschreven. Leuk voor een tijdje, maar die vrijdagavond was ook wel lekker om na een zware week even de beentjes omhoog te hebben.
De kunstgrasvelden, die overal aangelegd werden in de voorgaande jaren, waren hier en daar al weer aan vervanging toe. Een behoorlijke kostenpost voor de gemeente. Bé Schollema was inmiddels gepromoveerd (om in voetbaltermen te blijven) van wethouder naar burgemeester. Hij was in de tussentijd een eigen politieke partij begonnen, de PvhV: de Partij van het Voetbal. En door zijn gekweekte goodwill binnen de gemeenschap leverde hem dat direct de meeste zetels op.
Op deze manier had hij ook de meeste invloed op het gezeik wat hij altijd over zich heen kreeg als er weer eens een kunstgrasveldje ergens verkeerd was aangelegd. Voor de functie van wethouder van sport benaderde hij een goede bekende: Bert Koster. Bert had nog wel wat tijd over, nadat hij de leeftijd had bereikt om het schrijven van mooie stukjes op een lager pitje te zetten.
Om het Middelstumkliekje niet te groot te laten worden werden Koos Knoop (Loppersum), Andre Swieringa (Stedum) en Jakob Meijer (De Fivel) als adviseur toegevoegd. Ondanks hun hoge leeftijd, ruim de 70 gepasseerd allen, gaven zij hun ja-woord om het voetbal in onze omgeving weer op de kaart te zetten. En als voetballiefhebbers konden zij het niet over hun hart krijgen dat meerdere clubs ter ziele zouden gaan, zoals ’t Zandt nu nog door velen wordt gemist.
Hun oplossing werd een zeer rigoureuze: een fusie. Alle clubs hielden dus wel op te bestaan en zouden samengaan als één grote club: v.v. S.Z.W.S.. Dit moest staan voor “Samen Zijn We Sterker”. Men wilde zodoende weer een levensvatbare vereniging opzetten met, niet onbelangrijk, weer een gooi naar voetbal op een hoger niveau dan nu het geval is. Het leverde hen een hoos aan kritiek op (“Hier worden politieke spelletjes gespeeld!”), maar onze burgervaarder en zijn aanhang hielden de poot stijf.
Alle sportparken werden gesloten en kregen allen een andere bestemming. Er werd in Westeremden, als vierdorpenpunt, een volledig nieuw sportpark gebouwd op een braakliggend terrein waar de gemeente toch al jaren mee in de maag zat. De tribune uit Stedum werd steen voor steen afgebroken en 3 kilometer verderop weer opgebouwd. Voor de naam van de “nieuwe” tribune werd een verkiezing gehouden. Met een meerderheid van 60% van de stemmen werd gekozen voor de “Boelie de Sturler-tribune”.
Dit als blijk van waardering voor zijn jarenlange inzet in de organisatie van het Boshal-toernooi, een toernooi dat zorgde voor verbondenheid tussen spelers en supporters. Speciaal voor het zoeken naar de verbinding tussen de clubs was Boelie na Stedum, Middelstum én Loppersum in Zeerijp als woonplaats neergestreken. Het leverde hem veel respect op, meer dan hij ooit als keeper had gekregen.
De kantine werd een hypermodern clubhuis welke de naam “Het Frans de Bont Centrum” kreeg. Frans scheen volgens vele Middelstumers getrouwd te zijn met de voormalig plaatselijke voetbalvereniging en als blijk van waardering kreeg hij de kantine naar zich vernoemd. Het huis waarvan het de bedoeling was dat 4 clubculturen werden samengebracht.
Elke zaterdagmiddag, na afloop van de wedstrijd van het 1e elftal, werd opgetreden door huisband Vlieg & De Meppers, welke na jaren van afwezigheid weer een succesvolle comeback had gemaakt. Jan Willem Brontsema, de afgelopen jaren voorzitter van De Fivel en ooit de enige fan van deze band, was inmiddels manager van het muzikaal gezelschap geworden. Hij wist te regelen dat de band in ruil voor een gevulde koelkast verder geen gage hoefde te ontvangen.
Naast de tribune en het clubhuis moest het sportpark ook een naam krijgen uiteraard. Hiervoor was een speciale werkgroep samengesteld, welke moest onderzoeken wat de meest geschikte naam was. Er werd gekozen voor een naamgever waarvan de persoon in kwestie het langst een functie uitoefende op het moment. En dus werd het sportpark omgedoopt tot het “Sander Eisinga Sportpark”.
Eisinga was inmiddels ruim 20 jaar voorzitter van SC Loppersum en stelde zich door de fusie niet langer verkiesbaar. Hij kon niet verkroppen dat zijn jarenlange inzet alsnog tot een fusie moest gaan leiden en overwoog om zelf ook een politieke partij op te richten als tegenhanger van de PvhV.. Hij riep zelfs alle Lopsters op om zich vast te ketenen aan het toegangshek op het moment dat men het hoofdveld in Loppersum wilde gaan prepareren voor woningbouw.
Helaas voor hem kreeg hij weinig steun. De commissie vond het een mooi gebaar om hem alsnog positief naar de fusie te laten kijken door het sportpark zijn naam te geven. Achteraf bleek Eisinga zo trots als een pauw te zijn en zag hij de noodzaak van een fusie ook wel in. Hij meldde zich dan ook direct aan voor het veteranenelftal van v.v. S.Z.W.S..
En op het moment dat ik zelfs al nadacht over een bestuursverkiezing en het moeten spelen in een team met Lopsters, Middelstumers en Riepsters schrok ik wakker door mijn wekker. Het bleek allemaal niet waar te zijn. We hebben allemaal als clubs nog ons bestaansrecht gelukkig. De één heeft het wat moelijker dan de ander misschien. Maar toch vraag ik me soms af hoe het er over pakweg 20 jaar voor staat. Bestaat de club nog waar ik dan voetbal? Bestaan de andere clubs nog waar het zo leuk tegen is om een derby uit te vechten?
Helaas ken ik niemand met een glazen bol. Ik hoop echter dat we nog steeds zoveel plezier in onze dorpen beleven aan het mooiste spelletje. Wat zullen ze het in ’t Zandt al jaren missen. En nu we in deze tijd al weer een aantal maanden geen wedstrijden mogen spelen is het stil op de sportparken. Laat het voetballen maar weer snel beginnen in Stedum, Zeerijp, Loppersum, Middelstum en ver daar buiten. Tot in den eeuwigheid.