Ingeborg, kun je jezelf in het kort even voorstellen?
Mijn naam is Ingeborg Nienhuis en ik woon met mijn goudbekrulde thuisgenoot Frank, onze drie kinderen, Drentse patrijshond en Groninger paarden op een boerderij in de Westpolder. In het dagelijks leven ben ik werkzaam als docent Nederlands in de bovenbouw van havo & vwo en run ik een tekstbureau. Ik schrijf en redigeer Groningse en Nederlandse teksten, verzorg cursussen en lezingen en schrijf zelf verhalen.
Wat is eigenlijk leuker, schrijven of lesgeven?
De combinatie is heel plezierig. Een eigen wereld creëren door te schrijven en daar anderen in mee te mogen nemen is iets magisch. De dynamiek van een middelbare school is daarnaast met weinig vergelijkbaar. Het is waardevol om te mogen bijdragen aan de ontwikkeling van tieners en daarbij tref je in het onderwijs doorgaans veel fijne mensen.
Vrijdag 11 september was een prachtige dag voor jou?
Op die dag mocht ik mijn Groningse boek ‘Schoem of De voarende Zoltkamper’, uitgegeven door Stichting t Grunneger Bouk, presenteren. Na de lockdown was het een verademing dat dit, weliswaar buiten en op afstand, haalbaar bleek. Het middagprogramma voltrok zich bij de schilderachtige Batterij in Zoutkamp en het avondprogramma op ons erf.
Gelukkig heb ik tot dusver alleen maar positieve reacties mogen ontvangen. En inmiddels zijn er al honderden exemplaren verkocht, de eerste druk is zo goed als uitverkocht!
En binnenkort volgt boek twee?
Eigenlijk boek nummer vier, maar inderdaad mag ik komende winter een Nederlandstalige roman uitbrengen bij een grotere uitgeverij in Breda. Het handelt over een zorgboerderij die zetelt in een Noord-Groninger borg. Als lezer volg je verschillende bewoners en daarnaast de directrice van de zorginstelling. Gelegen tegen het mysterieuze Wad spelen zich daarnaast raadselachtige dingen af, in een tijd waarin de bevingsproblematiek de inwoners van Groningen nog niet zozeer bezighield.
Hoe lang heb je over het schrijven van beide boeken gedaan?
Het Groningse boek beslaat 21 hoofdstukken (op hun 21e zijn de adolescenten volwassen, dus dat aantal is symbolisch) en schreef ik in 21 avonden – zwanger, op de bank. Wel schreef ik het eerste hoofdstuk van dat verhaal in het Nederlands en al in het jaar 2000, als inzending voor de Noordboekprijs. Het werd toen goed ontvangen en werd geplaatst in een bundel. Nu het 20 jaar heeft mogen rijpen is het tijd om de uitgebreide versie met de wereld te delen.
De Nederlandse roman is aanzienlijk omvangrijker en daar heb ik dan ook langer aan gewerkt. Er is veel onderzoek aan voorafgegaan en ik wilde dat het een kleurrijk boek werd, maar dat het ondanks de complexere structuur toegankelijk was en prettig leesbaar. Volgens mij zijn mijn redacteur Inanna en ik erin geslaagd die ogenschijnlijke luchtigheid te behouden.
Als (voormalig) streektaalfunctionaris moest 1 van de 2 eigenlijk wel in het Gronings?
Het Gronings is mijn moedertaal en ik vond dat ik het die taal verplicht was om er in ieder geval één boek in te schrijven. Bovendien studeerde ik aan de Rijksuniversiteit Groningen, (vakgebied Nederlands en journalistiek) af op Drentse, Groningse en Platduitse literatuur en vond ik dit boek een goede toevoeging. Het Gronings komt tot slot de couleur locale van het verhaal ten goede.
Je geeft ook nog drie dagen in de week les?
Dat klopt. Vijftien jaar geleden gaf ik mijn eerste lessen en tegenwoordig heb ik de leerlingen van havo 5, vwo 5 en vwo 6 een paar uur per week onder mijn hoede.
Schrijf je ook nog steeds voor tijdschriften?
Voor vier verschillende tijdschriften, waaronder Blad en Stad & Lande, schrijf ik vaste rubrieken. Ook blog ik over het Gronings op mijn website www.greunenkriek.nl en op de Facebookpagina Greunenkriek. Tevens schrijf ik graag artikelen met iets meer diepgang; een essay of een onderzoekartikel. Door het werken aan mijn eigen boeken en het redigeren van manuscripten voor anderen, kom ik daar de laatste jaren minder aan toe.
Wat zijn de hoogte- en dieptepunten uit je schrijf- en docentcarrière tot dusver?
In mijn rol van docent blijft het absolute dieptepunt dat je heel soms maar altijd te vaak, afscheid moet nemen van een leerling doordat die komt te overlijden. Het is niet te verteren dat een kind dat je dagelijks plezier ziet hebben met vrienden en van wie zielsveel gehouden wordt, er plotseling niet meer is. Die leerlingen blijven me eeuwig bij.
Al het andere valt daarbij natuurlijk in het niet, dus het is vreemd omschakelen naar andere excessen. Voor mijn gevoel begint de schrijfcarrière net. Tekstbureauwerk doe ik weliswaar al ruim 15 jaar, maar romans uitgeven is nieuw. Bij mijn eerste twee boeken is het zo dat ik voor de klus gevraagd werd. Eerder schreef ik wel mee aan boeken, maar dan was mijn aandeel zo gering dat de risico’s gespreid werden en ik geen inspanningen had van het uitgeven. Sinds ik in 2017 zelf een boek uitgaf, weet ik beter wat er bij komt kijken en waar je op moet letten.
Voorlopig zie ik als hoogtepunt dat ik het eindelijk heb aangedurfd om met een manuscript naar voren te treden. Er liggen meerdere op de plank die ik met veel plezier schreef, alleen voelde het niet goed om die verhalen met de wereld te delen. Borggravin van de Wappies en Schoem of De voarende Zoltkamper schreef ik juist met de intentie er aantrekkelijk geschreven romans van te maken. En dan begint het leuren met een manuscript, zo was mij altijd ingepeperd: afwijzing na afwijzing – dat idee.
Tot mijn geluk was uitgeverij Ambilicious echter meteen wild van mijn Nederlandse roman en hoefde ik die helemaal niet voor te leggen aan ettelijke uitgeverijen. Nadat de contracten getekend waren, kwam het nieuws dat het team van Stichting t Grunneger Bouk direct enthousiast was over de Groningstalige novelle. Dat heb ik ervaren als de debutantenjackpot.
Heb je nog leuke werkanekdotes?
Ik loop zelfs met het idee al die leuke werkanekdotes op te tekenen als volgend werk. Het onderwijs is nooit saai; de inspiratie wordt je als docent op een presenteerblaadje aangeboden. Eén voorbeeld dan: een rampschoolreis in oktober 2009 naar Polen, waar het kwik 20 graden daalde op de dag van onze aankomst; de gehuurde fietsen het op de weg naar Schindler’s fabriek stuk voor stuk begaven; drie leerlingen met redelijk milde aandoeningen in ziekenhuizen belandden; één hostel volstrekt niet brandveilig bleek; leerlingen van de weg gesneeuwde Trabantjes weer de goede kant op duwden; een hostelbediende nogal orthodox reageerde op de onderlinge omgang van jongens en meisjes in onze groep; we tijdens het enige avondje stappen belandden in een bij nader inzien nogal exclusieve club die weliswaar mooi oogde, maar waarvan de leden niet zaten te wachten op jeugdige indringers; drie dagexcursies moesten worden geschrapt vanwege de hevige sneeuwval… en ons bij thuiskomst gevraagd werd hoe we ‘onze vakantie’ ervaren hadden en of we er misschien zo slecht uitzagen vanwege vermeend alcoholmisbruik.
Vierhuizen is voor jou ‘the place to be’?
Voor mijn goudbekrulde thuisgenoot is zijn boerderij en de uitstekende landbouwgrond daaromheen zijn place to be. Eerder wilde ik voor de journalistiek naar de Randstad en naar het buitenland, maar het geeft juist een bepaalde rust dat het bedrijf nu eenmaal niet verplaatsbaar is. Dankzij de aanwezigheid van mijn Klavertje Vier aan thuisgenoten voelt de polder, zo dichtbij waar ik opgroeide, daadwerkelijk als thuiskomen.
Nog tijd voor hobby’s?
Veel te weinig natuurlijk, maar ik dans en ben graag buiten. Mijn werk speelt zich al binnenskamers af, daarom zoek ik daarna graag de ruimte op met wandelschoenen of een racefiets. Als wetenschapper en journalist ben ik leergierig en lees ik veel. Behalve het schrijven is de paardenhouderij sinds mijn vroege kinderjaren tot slot een waar pneuma. Iets waar ik heel blij van word en energie van krijg dus.
Nog steeds zit ik regelmatig in het zadel. Het is een cadeau dat het Lauwersmeergebied welbeschouwd onze achtertuin vormt, maar naast het buitenrijden probeer ik de basis goed te bewaken. Met mijn Groninger ruin Gruno, geboren bij mijn ouders, ben ik Z dressuur geklasseerd.
Waar staat Ingeborg Nienhuis over 10 jaar?
In het verleden heb ik afgeleerd om te plannen. Het bevalt me prima om zonder planning door het leven te gaan. Zo ervaar ik minder druk en krijg ik veel meer klussen geklaard.
Wil je verder nog iets kwijt?
Lankmoedigheid loont.