Zes jaar geleden woonde en werkte ik nog in Den Haag. Prachtige stad en maar een kwartiertje fietsen naar mijn werk. Ideaal. Maar als je trouwt met een Brabantse, kun je er donder op zeggen. Er komt een dag dat ze zegt: ‘ik wil terug’. De discussie die daarop volgde was lang, maar kan kort worden samengevat: we gingen terug. Naar Vessem, een klein dorpje in de buurt van Eindhoven.
Ik kreeg in die periode ook een nieuwe baan in de buurt van Utrecht. Normaal gesproken iets meer dan een uur rijden. Voor die baan moest ik bovendien het hele land door. Ik werd kilometervreter en mijn oude Saab kreeg het voor zijn kiezen: in drie jaar tijd reed ik ruim 150.000 kilometer. De economie trok aan en het werd drukker en drukker op de weg. Ik heb ontelbare uren in de file gestaan en het ongelofelijke gebeurde. Het autorijden ging me tegenstaan.
Na drie jaar het land te zijn door gereden, kreeg ik weer een baan in Den Haag. Je zou zeggen: waarom geen baan in de buurt? Maar deze baan is op mijn lijf geschreven en daarvan zijn er niet veel. Er was wel één nadeel. Er zit 140 kilometer tussen Vessem en Den Haag.
Ik had bedacht dat iedere dag heen en weer rijden teveel van het goede was. Ik bleef dus twee nachten per week in Den Haag. Maandagochtend heen, dinsdagavond terug, woensdag thuis werken, donderdagochtend heen en vrijdagavond weer terug. Om de file te vermijden vertrok ik om 5.00 uur van huis en nooit voor 19.00 uur weer van mijn werk. Lange dagen dus met veel reistijd en iedere week twee nachten weg.
Reistijd achter het stuur is nutteloze tijd. Je kunt niets anders doen dan ervoor zorgen dat je zonder brokken overkomt. Van mijn broer, die zich bezighoudt met verkeersveiligheid, mag je niet bellen achter het stuur. Van mijn collega’s trouwens ook niet om 5.00 uur in de ochtend of 20.00 uur in de avond. En file. Steeds maar weer file. André van Duin zong het al: file, 100.000 wielen, samen op een rij….. door een ongeval, een kapotte vrachtauto, werkzaamheden, een regenbui, verloren lading.
Er hoeft maar iets te gebeuren en alles staat stil. Lange dagen, een drukke baan, werken in de avond en in het weekend, uren in de auto. Ik had het niet meer naar mijn zin. Op vrijdagavond was ik gesloopt en op zondag baalde ik al van de komende reis naar Den Haag. Dit moest anders. Ik besloot de trein te proberen. Na lang twijfelen.
U kent de definitie van openbaar vervoer? Je reist van een plaats waar je niet bent, op een tijdstip dat je niet schikt, in gezelschap van mensen die je niet kent, naar een plaats waar je niet moet zijn… En dan nog alle verhalen over vertraging en de beelden van volle stations waar niemand meer weg komt.
Die definitie klopt wel. Ik moet eerst met de auto naar het station in Best. Daar pak ik de sprinter naar Eindhoven en stap ik over op de intercity naar Den Haag. Vanaf het centraal station in Den Haag loop ik in vijf minuten naar mijn werk. Van deur tot deur is dat ruim twee uur en dat is best lang.
Maar het is ook best okay! Je hoeft zelf niet te rijden, dat doet de machinist voor je. Je kunt werken: de dagelijkse emailterreur bestrijden, vergaderingen voorbereiden, stukken lezen, plannetjes uitdokteren. Je kunt ook ontspannen: muziek luisteren, netflixen, een boek lezen of naar buiten kijken naar het landschap dat voorbij glijdt. Ik was best snel verkocht. Tegenwoordig reis ik vaker dagelijks heen en weer en blijf ik nog maar af en toe een nacht in Den Haag.
Reizen met de trein is een wereld op zich. Ik ben iedere keer weer verbaasd om te zien dat het perron om 6.45 uur helemaal vol staat. Dat betekent dat al die mensen toch wel een uur eerder zijn opgestaan. Je wordt handig met instappen, zodat je in alle drukte een stoel vindt, liefst in de rijrichting. Je krijgt iedere maand een gepeperde rekening die per jaar optelt tot ruim 7000 euro. Eerste klas, dat dan weer wel en gelukkig draagt mijn werkgever een steen bij.
De stations kennen voor een lekkerbek als ik behoorlijk wat verleidingen: de Kiosk, de Broodzaak, de Smullers, de Dönercompany en ga maar door. Moeilijk om daar begin van de avond langs te lopen zonder iets te kopen dat warm, vet en zout is…..
Met de vertragingen valt het best mee. Zeker als je het vergelijkt met het fileleed van automobilisten. De trein rijdt meestal door, tegenwoordig ook op de Hoge Snelheidslijn (en dan zoeven we met een behoorlijke vaart langs de file op de A16), afgezien van een enkele storing of kapotte wissel of het enorme leed dat schuil gaat achter de akelige mededeling dat de vertraging is ontstaan ‘vanwege een aanrijding met een persoon’.
En inderdaad, je reist met andere mensen. Vaak zijn het trouwens dezelfde mensen en sommigen leer je zelfs een beetje kennen. Waar de tweede klas het domein van scholieren is en er heel wat wordt afgekletst, is de eerste klas van kantoormensen van middelbare leeftijd. De meesten zitten met hun neus in hun laptop of iPad en zijn hard aan het werk. Een enkeling gebruikt de trein om, vaak net iets te hard, te bellen met als gevolg dat de hele coupé weet welk probleem die dag moet worden opgelost.
Je moet wel iets kunnen verdragen van je medereiziger. In de herfst en winter is het vaak een concert van gehoest en geproest en worden de bacillen ruimhartig gedeeld. In de ochtend worden boterhammen, yoghurtjes en shakes naar binnen gewerkt en in de avond komen bakken friet, pasta, en hamburgers de coupé in.
Het ontbreekt soms wel een beetje aan persoonlijke verzorging. Niet iedereen gebruikt deodorant zeg maar. En soms ontbreekt het juist niet aan persoonlijke verzorging. Zo zat een man laatst zijn nagels te knippen en die vlogen alle kanten op. Ronduit smerig als je het mij vraagt. Hij was niet onder de indruk.
Al met al is de balans voor mij positief: minder stress in het verkeer en de tijd een stuk beter besteed dan achter het stuur. Mijn advies voor de forens is dus: laat die auto staan en pak de trein!
Of trouw niet met een Brabantse.
Albert van der Knaap
23 november 2019