Wat is nou precies het probleem aan de voorligger die zich stijf aan de maximumsnelheid houdt, liefst nog eventjes daaronder? Net iets te vaak kom ik dit soort weggebruikers tegen en telkens neem ik mij voor om me er hélemaal niet druk om te maken. Ik spreek mezelf ernstig, doch rustig toe. Iets in de trant van: maakt niks uit op een heel mensenleven, dit kleine beetje tijdverlies.
Maar ja, als ik dan tot een sukkeldrafje veroordeeld over de weg rijd, dan gaan mijn gedachten toch met me aan de haal. “Wat is dit voor figuur?”, “Hoezo 98?!”, dat soort vragen schiet er dan door me heen. Soms verraadt de auto waarin de ander rijdt al het één en ander. Bestelautootjes zijn beruchte futlozen: Kangoos, Caddy’s en hun neven en nichten op de weg worden niet zelden bevolkt door mensen die in het geheel niets op lijken te hebben met het autorijden in het algemeen. Onbekommerd boemelen ze zich een weg van A naar B, het leed dat ze en passant aanrichten bij de gestaag groeiende karavaan achter zich ontgaat ze ten ene male.
Als het voertuig zelf weinig aanknopingspunten biedt, dan moet de bestuurder zelf nader bestudeerd worden. Verklarende factoren zijn bijvoorbeeld: een bovengemiddeld groot oor dat zich ter rechterzijde van de hoofdsteun laat zien, of een warrige en overmatige haardos.
Aangezien neuzen en oren bij de mens gedurende zijn hele leven blijven doorgroeien, kun je er bij het zien van een groot oor gerust van uitgaan dat je te maken hebt met een persoon op leeftijd en die hebben alle recht om het een beetje rustig aan te doen. Ik strijk in zo’n geval met mijn hand over het hart.
Daarentegen vul ik bij ‘de bestuurder met de warrige haardos’ de reden van haar traagheid naar hartelust in: ‘Zeker net op weg naar een cursusje Tantrische Yoga, of Dromenvangers Maken’. Ik zou beter moeten weten, want dit soort gedachten maken de behoefte om iets te veranderen aan mijn, door die boemelaar veroorzaakte benarde situatie bijna onbeheersbaar.
Doorgetrokken streep. Mag niet. Komt niemand aan. Mag nog steeds niet. Alles goed en wel hoor, maar mag je op een bijna lege weg je achterligger wel dwingen om 95 te rijden, terwijl hij minimaal 5 km harder zou kunnen en mogen en minimaal 25 harder zou willen gaan? Nee Ham, de doorgetrokken streep heeft een absolute betekenis: nimmer wijkt men daarvan af. Dit claustrofobische besef treft me als een mokerslag. Gevangen ben ik, gevangen!
Wie heeft dat trouwens bedacht? Op dit lange, rechte stuk weg een doorgetrokken streep. Doorgeslagen zijn we! De hang naar veiligheid neemt krampachtige vormen aan, met mij als slachtoffer. Terwijl dit allemaal door me heen schiet, zijn we om onbekende redenen afgezakt naar een kilometertje of 93 per uur. Nog even en ze gaat achteruit rijden.
Dan is er nog het soort weggebruiker waarvan ik het sterke vermoeden heb dat ‘zij weten hoe men volgens de regels dient te rijden’ en dat ze er een sterk genoegen in scheppen om die overtuiging tot in het extreme ten uitvoer te brengen in hun rijstijl. Deze individuen treft men vaak aan op de linkerbaan, inhalend met de exact toegestane snelheid, iets dat er in de praktijk toe leidt dat het inhalen van één enkele auto enkele honderden meters in beslag neemt.
Dit zijn verreweg de ergsten. Alles aan hun gedrag staat me tegen en aangezien ik ze al veel vaker ben tegengekomen in allerlei uiteenlopende situaties, weet ik dat mijn ergernis hun zelfgenoegzame beloning zal zijn. Er zijn dan twee oplossingen: de eerste is niets te laten merken, iets dat in mijn geval mentaal en fysiek diepe sporen zal achterlaten voor minimaal een half uur. De tweede oplossing is een schandelijke verkeersovertreding waarbij rechts inhalen over invoegstroken in het spel komt. Dit zal de betweter shockeren en het zal mentaal en fysiek diepe sporen bij hem achterlaten. Een diep bevredigende gedachte en ik zou liegen als ik zou beweren dat ik mij nimmer aan dergelijk gedrag schuldig heb gemaakt. Hartslagje 150 en knallen maar, echter als de adrenaline uitgewerkt is moet ik zien te leven met de wetenschap dat ik me als een aso gedroeg, dus dat soort uitspattingen beperk ik tot het minimum.
Dan zijn er nog lieden die erin slagen om, terwijl ze zich niet eens op de autoweg bevinden, hinderlijk te zijn. Denk aan bootjes. Vrolijk zingend over ‘s Heeren Wegen zie ik dan plots lampjes knipperen, om al vrij snel daarna slagbomen naar beneden te zien bewegen. De moed zakt me onmiddellijk in de schoenen. “Hoe lang gaat deze ellende duren?”, denk ik, ondertussen hysterisch links en rechts langs de brug kijkend om de situatie in te schatten. Hoeveel boten, hoe groot en komt het slechts van één kant of van beide? Echt niet te verdragen is het als het één enkel bootje betreft. Eén! Eén enkel plezierjachtje dat gewoon eventjes de hele boel lam legt. Schande.
In al deze situaties maakt het een groot verschil of ik me alleen in de auto bevind, of dat ik bijrijders heb. In het eerste geval ben ik boos doch stil, maar in het tweede komt het eruit. Zowel verbaal als non-verbaal. Bij sommige passagiers leidt dit tot grote pret, terwij het voor een ander weer een reden is om boos op mij te worden. In dat laatste geval duurt het wel weer eventjes voordat de rust in de auto is weergekeerd. U begrijpt, het leven is niet makkelijk. Maar dat is nog steeds geen antwoord op de vraag waarmee ik begon: wat is nou precies het probleem?
Wat is de gemeenschappelijke deler in al deze voorbeelden? Beter gezegd: wie is dat? Soms moet je in de spiegel kijken en eventjes, heeeel eventjes maar, eerlijk zijn. En dan kan ik tot geen andere conclusie komen dan dat ik de gemeenschappelijke deler ben. Wat dus automatisch inhoudt dat al die grote oren, bestelbusjestypes, Yogadames met veel haar en de betwetertjes mij in al hun onverstoorbaarheid een spiegel voorhouden waarin ikzelf als het grote probleem te voorschijn kom.
Ik zal in het vervolg een deemoediger deelnemer aan het verkeer moeten worden. Een mooi inzicht, waarvan ik nu al weet dat het zal sneuvelen bij de eerste de beste tegenslag. En dan begint alles gewoon weer van voren af aan.