Een willekeurige avond in huize Raangs. Het is bijna weekend en iedereen is thuis uit werk en school. Tussen alle chaos is de tafel gedekt voor vijf. Een kan water met 5 verschillende glazen, 5 verschillende borden en 5 x dito bestek. Messen en vorken uit de nalatenschap van onze lieve oma Tina en verzilverd bestek, gekregen op onze huwelijksdag 20 jaar geleden. Ze vinden een fijne plek naast elkaar. Geen mooie schalen zoals bij mij thuis vroeger, maar gewoon niet-matchende pannen op niet-matchende onderzetters.
Vervolgens is het een hele onderneming om het hele spul op te sporen in ons huis, zeker als er één zijn hele leven bewandelt met een koptelefoon op zijn hoofd, de ander zich terugtrekt met een schetsboek met potloden en de laatste zich superheld waant in een wereld waar je je kunt vermommen als een bosje met kerstverlichting.
Als het gezin compleet is, moet er eerst in de pannen worden gekeken, is het wel naar de zin? Of is het weer vreselijk vies, het eten dat met liefde en aandacht is klaargemaakt. Vandaag kan het menu de goedkeuring van het grootste gedeelte van ons gezin wegdragen.
Nadat er een stoelendans en enig schoudergeduw heen en weer heeft plaatsgevonden, zit iedereen op een plek ergens aan tafel. De hond kruipt onder de tafel tussen alle benen, de katten laven zich aan de aandacht op schoot in de hoop een hapje mee te kunnen pikken en het konijn klapt met beide poten op de grond, opdat wij niet vergeten dat hij er ook nog is.
Voor de maaltijd is er een kort moment van stilte en het aloude “amen” is het startsein voor een kakafonie van geluiden, een openbaring op het gebied van taal en een grote verwondering over de energie die van de gebroeders afspat. De dag van iedereen wordt kort en naar ieders wens doorgesproken, waarna diezelfde broers er niet wars van zijn elkaar te “dissen”. Commentaar op eetgewoontes, haardracht, huidconditie, kledingstijl, leeftijd en hobby’s, niets blijft buiten beschouwing en niemand blijft hierin gespaard.
Als iedereen een beurt heeft gehad, wordt er dan toch eindelijk een gesprek op niveau gevoerd. Hier komt dan ook het stukje openbaring wat betreft taal, en dan vooral de straattaal, naar voren. “Fakka G, ik heb zieke pattas gezien!” “Ewa broer, wat vind jij van die plan?”, het is net een toneelstuk waar wij getuige van zijn, en het feit dat onze middelste zoon begint te huilen van het lachen maakt dat we allemaal in een deuk liggen. Zien lachen doet immers lachen.
Als de vader des huizes ook nog eens zijn best begint te doen, in straattaal onderdeel te zijn van het gesprek, is het hek van de dam en wordt er ineens een “fatoe” gemaakt over ouderen: “Ewa, ik heb die ouderen-stax uitgegeven aan een paar Louis Vuittons, broer!!”. De meeste woorden ken ik inmiddels, maar als ik naar een vertaling vraag, blijkt er serieus een hele website te bestaan waar dat te vinden is.
Dat dit soort gesprekken ertoe leiden dat de maaltijd niet binnen een half uur is afgerond, moge duidelijk zijn, het is ook welhaast onmogelijk een hap te nemen en deze door te slikken als je je kroost deze maffe taal hoort uitslaan.
Na de maaltijd is er altijd gesteggel wie de hond zijn eten geeft en staan we uiteindelijk toch vaak met ons tweetjes de afwas te doen. Oudste zoon zorgt dat hij zijn overtollige energie kwijtraakt door met de hond het buitengebied onveilig te maken en de andere twee verdwijnen richting de donkere spelonken van hun kamers.
Terwijl de duisternis intreedt, de hond zijn laatste inspectierondje doet en de geiten nog een hapje hooi krijgen, komt de willekeurige avond bij de familie Raangs tot een einde en zit ik in mijn eentje nog even na te grijnzen om het heerlijk gekke gesprek met onze pubers aan onze chaotische tafel en besef mij dat deze gezellige gekke chaos toch mijn mooiste “fissa” is.