Bij de Molen
Knis Beheer
KOOZAA
Huitsing & Poort
Hotel 't Gemeentehuis
De Kleine Munt

Jan Hink, leraar Engels en voorzitter (o.a. van Verhildersum en Voedselbank Winsum)

Kunt u zich heel kort even voorstellen?

Mijn volledige naam luidt Jan Hink. Ik ben op elf februari 1951 in het Noord-Hollandse Oudkarspel geboren. Als derde telg in een gezin dat uit vier kinderen bestond. Een van mijn drie zussen is helaas overleden. Mijn vader was tuinder. Hij had bij zijn huis een stukje grond waarin hij kool en bloembollen verbouwde. Ook had hij een paar koeien die ons in de wintermaanden melkgeld opleverden en die in het voorjaar verkocht werden.

Ik heb tot mijn 18e in Oudkarspel gewoond. Toen ik Engels wilde gaan studeren, had ik de keuze uit de steden Amsterdam, Nijmegen en Groningen. In Amsterdam was ik al geweest, Nijmegen trok mij niet en dus bleef Groningen over. Ik ging er per trein heen en moest eerst op zoek naar een huis. Dat viel in Groningen niet mee en dus nam ik de trein naar Hoogezand. Toen ik de man waarvan ik een ijsje kocht vertelde dat ik op zoek was naar onderdak, bood hij een van zijn kamers aan. Dit heeft maar drie weken geduurd, zijn kinderen (die al het huis uit waren) vonden het maar niets dat ik daar mijn intrek had genomen.

Gelukkig vond ik daarna in Groningen in een straatje achter de A-kerk onderdak. Vervolgens volgde een studentenflat in Selwerd, daar heb ik drie jaar gewoond. Toen ik mijn partner leerde kennen, hebben we de fiets gepakt en reden we via Schouwerzijl langs deze plek in Mensingeweer. Het oude huis wat er toen nog stond, zag er verlaten uit. De buurman verwees mij door naar de eigenaar en toen ik hem vroeg of we het huis konden huren gaf hij aan dat dit niet mogelijk was. Het huis was wel voor 30.000 gulden te koop.

We hadden beiden wat gespaard, leenden wat binnen de familie en sloten een kleine hypotheek af. Vervolgens werden we in 1973 de eigenaars van dit perceel aan de Schouwerzijlsterweg 4. In 1979 kochten we een huis aan de Hoofdstraat waar we tot 2001 gewoond hebben. Het oude huis wat hier stond, verhuurden we. Daarna hebben we hem plat gegooid en een nieuw huis gebouwd. Daar zijn we zelf in 2001 gaan wonen. We wonen inmiddels dus al 46 jaar in Mensingeweer en hebben tegenwoordig een prachtig uitzicht op de landerijen.

Wat is uw burgerlijke staat?

Ik ben in gemeenschap van goederen getrouwd met Hennie Schoenmaker die oorspronkelijk uit Dwingeloo komt. Ik leerde haar kennen op de universiteit in Groningen in de tijd dat ze nog verloofd was. Toen dat uit ging, was ik er als de kippen bij. Net als Shakespeare en Vondel heb ik ook het genoegen een oudere vrouw getrouwd te hebben, hoewel het leeftijdsverschil maar twee jaar is.

Het huwelijk heeft ons drie kinderen geschonken. In 1976 kregen we een zoon. Hij woont in Arnhem en is software-developer. In 1978 en 1979 kregen we nog twee dochters. De oudste is op 18e jarige leeftijd naar Engeland verhuisd om daar te gaan kickbocksen. Inmiddels is ze getrouwd, woont in Nottingham, heeft een baan en is moeder van een zoon van elf jaar. De jongste dochter woont in Eenrum, heeft twee kinderen van vijf en zes jaar oud en werkt als beleidsmedewerker bij de nieuwe gemeente Het Hogeland. 

Wat is uw voormalig beroep?

Ik ben op mijn 15e in het voortgezet onderwijs blijven zitten en was er eigenlijk wel klaar mee. Ik vroeg dan ook aan mijn vader ‘Kan ik niet bij u op het land aan het werk?’ ‘Ik ben er niet voor’, was zijn antwoord. Hij vond dat ik eerst mijn school maar eens af moest maken. Het leek mij vervolgens wel handig om te gaan studeren. Ik was goed in talen, vooral in Frans maar daar moest ik wel veel voor doen. Duits vond ik ook wel een mooie taal maar ik vond de Engelse literatuur toch leuker en het leren van deze taal ging mij goed af. De keuze om Engels te studeren was dus snel gemaakt. Dan kon ik daarna wel vrachtwagenchauffeur of bollenkweker worden.

Het liep heel anders. Toen ik na vijf jaar bijna klaar was met mijn studie, moest ik in het nieuwe schooljaar nog maar een scriptie schrijven. Om maar geen nieuwe studiebeurs af te hoeven sluiten, ben ik alvast wat les gaan geven. Ik kreeg een baan in Assen en vond én het lesgeven én de school én de kinderen heel leuk. ‘Volgend jaar maar weer’, dacht ik na mijn eerste jaar. Ik ben er uiteindelijk drie jaar gebleven.

Vervolgens kreeg ik een baan als docent Engels aan wat nu het Zernike College in Groningen heet. Daar ging 40% van de Groningse leerlingen heen. Aanvankelijk was het een HAVO en atheneum, later kwamen hier door allerlei fusies de MAVO en VMBO onderdelen bij. Het is uiteindelijk een school geworden met zo’n 3500 leerlingen, die onlangs weer is gesplitst in drie kleinere scholen. Naast het lesgeven bleef ik als een soort van hobby bloembollen kweken. Ik verbouwde op één are duizend bollen en wist deze voor één gulden per stuk te verkopen. Dat was een gouden business natuurlijk. Als ik nu één hectare bloembollen zou gaan kweken dan zou dit mij een ton opleveren, was mijn gedachte. Dat bleek echter niet zo te werken en dus ben ik gewoon les blijven geven. Daarnaast handelde ik nog wat in brandhout.

Al met al heb ik veertig jaar met heel veel plezier voor de klas gestaan. In de loop der jaren kwamen daar steeds meer (neven)functies bij. Zo werd ik achtereenvolgens teamleider, decaan en directeur van een afdeling. Toen ik 56 jaar was, werd de focus toch weer op het lesgeven gericht inclusief het interim directeurschap VMBO op het Röling College. Dat zou maar een half jaar duren maar werd anderhalf jaar.

Het werken op een andere school beviel zo goed dat ik dit graag ook op het HHC in Warffum wilde doen. Daar was ik een soort van vliegende keep. Ik fungeerde als onderbouwcoördinator maar gaf ook invallessen in Engels, Frans, Duits en zelfs Economie. Daarna ben ik nog teamleider en leraar geweest in de onderbouw van de Montessorischool. Toen dat stopte was ik 62 jaar. Ik ben toen wat aan het rekenen geslagen met mijn pensioenuitkering en op mijn 63e was de tijd rijp om te stoppen. Misschien ook wel met in het achterhoofd dat mijn vader slechts 63 jaar is geworden.

Hoe bevalt het gepensioneerd zijn?

Het naar voren halen van mijn pensioen bleek achteraf een heel goed idee te zijn geweest. Op vakantie in Hongarije, waar we een woning hebben, heb ik rond half tien bij de koffie nog een keer gezegd ‘Anders was nu op school het tweede lesuur ingegaan’. Daar bleef het bij. Van verveling is absoluut geen sprake. Ik zit met huizen in Mensingeweer, Groningen en Hongarije dus in het ontroerend goed en deze panden hebben onderhoud nodig waardoor er in en om het huis het nodige moet gebeuren.

Een spreuk van mijn vader ‘Het is de plicht van iedere burger om geld te verdienen’ heb ik goed in mijn oren geknoopt. Daar heb ik nog een eigen lijfspreuk aan toegevoegd: ‘Om anderen te helpen moet je zelf sterk zijn’. Toen dat gelukt was, ben ik in het bestuurwerk gerold waarbij het maatschappelijk nut bij mij voorop stond. Wat inhoudt dat ik nu nog een viertal voorzittersfuncties vervul. Het voorzitterschap van het Landgoed Verhildersum stopt in juni van dit jaar. Ik blijf echter wel rondleidingen verzorgen. Het stoppen als voorzitter is mede ingegeven door het feit dat ik in januari voorzitter ben geworden van Stichting Voedselbank Het Hogeland dat zijn vestiging in Winsum heeft.

Daarbij ben ik voorzitter van de Notoarestoen Arboretum Eenrum (www.arboretumeenrum.nl) en sinds 2015 voorzitter van de Hogelandster Energie Coöperatie. Hiervoor ben ik ooit benaderd door oud-burgemeester van de gemeente De Marne, Joan Stam. We hebben toen een inventarisatierondje door de 21 kernen van de voormalige gemeente De Marne gemaakt om uit te zoeken wat de wensen waren op energiegebied. Ons eerste echte opwekproject is in Zuurdijk geweest waar we op het dak van een schuur zeshonderd zonnepanelen geplaatst hebben. Binnenkort volgt een nieuw zonnedak in het dorp Den Andel. Tot slot ben ik nog steeds druk met het kweken van allerlei bollensoorten.

Wat zijn de hoogtepunten uit uw leven?

De geboorte van de kinderen en kleinkinderen is toch het mooiste wat mij is overkomen. Daarbij kan ik het geluk ook uit kleinere dingen halen. Toen ik nog voorzitter van de Marneflora was, organiseerden wij jaarlijks een tentoonstelling. Met enige vrijwilligers zijn we een dagje naar Londen gevlogen, naar de Chelsea Flower Show.

Het werd een prachtige ervaring. Daar hadden we een ontmoeting met de directeur, Bob Sweet. Hij heeft vervolgens in 2001 de Marneflora in Warffum geopend en nodigde ons weer uit om een Nederlandse bloemenshow te verzorgen tijdens de Chelsea Flower Show. Dit was ook nog een hele uitdaging maar het is ons gelukt om in Engeland flink reclame te maken voor de Noord-Nederlandse bollenteelt.

En de dieptepunten?

Dan kom je uit bij dood en ellende. Waarbij het feit dat de Marneflora een of twee jaar na mijn vertrek als voorzitter failliet gegaan is bij mij insloeg als een bom. Dat vond ik verschrikkelijk nieuws. Het overlijden van mijn ouders past ook binnen deze vraag alsmede het plotseling overlijden van een goede vriend die net met zijn vrouw in Denemarken een boerderij was gestart. Toen ik dat nieuws op school vernam, dacht ik mijn lessen voor die dag nog wel af te kunnen draaien. Maar het nieuws had zo’n impact op mij, dat dit niet gelukt is. 

Heeft u nog anekdotes en mooie verhalen?

In 1986 ben ik ooit eens met een collega en twee leerlingen naar een concert van Bruce Springsteen in de Rotterdamse Kuip geweest. Ik had nog nooit zo’n groot concert bezocht, het werd een levensbepalend moment. Die man trad maar liefst 3,5 uur op en wel met zo’n energie dat hij 60.000 toeschouwers zo enthousiast kon krijgen dat De Kuip stond te schudden op zijn grondvesten.

Ik dacht toen, ‘Wanneer het één man lukt om zoveel mensen te enthousiasmeren, dan moet het mij toch ook altijd lukken om dertig leerlingen de kop gek te maken.’ Mick Jagger is ook zo’n man waar ik bewondering voor heb. Je kunt hem een immorele lul vinden, maar hij gaat tot het bittere eind door. 

Wat zou u ooit nog willen doen in uw leven?

Zo lang mogelijk leuke en nuttige dingen doen en genieten van het leven. Daarbij hoop ik dat ik sterk genoeg ben om te accepteren dat de dagen komen dat het slechter met mij zal gaan. Dat wanneer ik in een rolstoel terecht kom of de dood nadert dat ik dit gegeven kan leren aanvaarden. Een uitspraak van mijn moeder komt nu ook naar boven: ‘Jouw opa zei altijd dat hij jou graag oud had zien worden’. Dat gevoel heb ik nu ook, ik wil mijn kleinkinderen graag op zien groeien.

Waar heeft u spijt van gehad in uw leven?

Spijt is een groot woord, sommige dingen heb ik niet slim aangepakt. Toen ik op de motor uit de bocht vloog in Spier bedacht ik mij dat ik niet zo hard had moeten rijden en dat ik voor de rit beter nog even mijn banden op had kunnen pompen. Maar na die tijd was ik blij dat het mij alleen een gebroken duim, een kapotte helm en motorpak opgeleverd had.

Spijt kan ik ook hebben over de omgang met andere mensen. Toen ik onze oude schuur aan de Hoofdstraat wilde vervangen door een nieuwe, negeerde ik de bezwaren van mijn toenmalige buurman die uiteindelijk tot de Hoge Raad doorgeprocedeerd heeft. Die fixatie van toen, daar heb ik nu spijt van.

Wat zou u uw leven voor een cijfer willen geven?

Een negen! Of misschien wel een tien maar dat mag het niet zijn want zo’n cijfer is alleen aan de Heer voorbehouden waar ik overigens niet in geloof. Bij mij is af en toe sprake van een rimpeling aan de oppervlakte, ik ben een gelukkig mens.

Wilt u verder nog iets kwijt?

Ik wil graag doorgaan tot ik niet meer kan en dat vervolgens ook kunnen accepteren. Hennie noemt mij soms wel eens ‘irritant positief’. Ik ben inderdaad ook een echte positivo. Het liedje ‘Through your hands’ van John Hiatt is een van mijn lijfliedjes. Luister vanavond maar even naar de tekst, ik kan mij er wel in vinden. Wat dat betreft zou dat een geschikt liedje zijn voor mijn herdenkingsdienst wanneer ik er niet meer ben….

Bert Koster
Middelstum
info@bert-koster.nl
bertkoster1@gmail.com
www.bert-koster.nl
06-51715098
0595-552405
KvK nummer: 57250278
BTW nummer: NL001445322B69