Misschien is het wel even tijd voor een wandeling, maar de regen tikt zo hard tegen de ruiten en de wind gaat zo tekeer dat ik er voor kies om toch binnen te blijven. Achter het bureautje dat naast een bed en een luie stoel in mijn ‘cel’ staat. Tegenwoordig noemen ze het meestal gewoon een kamer, maar sommige zusters noemen hun verblijf nog steeds een cel, zoals in vroeger jaren. Teruggaand zelfs tot de zesde eeuw.
Ik schrijf deze column tijdens een weekendje in een klooster. Een stilteklooster. Zo stil, dat het tikken op mijn laptop bijna lijkt op de harde aanslagen die we vroeger maakten op de typemachines. Nog geen 24 uur geleden arriveerden we hier met een groepje van 5 vrouwen. We mogen te gast zijn bij Trappistinnen. Het voelt als even plaats mogen nemen in een hele andere, maar warme, liefdevolle wereld. Een wereld van 7 keer per dag bij elkaar komen voor gebeden en psalmen zingen, 3 keer per dag samen een maaltijd nuttigen en stilte zoeken. De zusters hebben daarnaast ook nog ‘arbeid’ en het lezen van teksten.
Tot nu toe vind ik het een verademing. De week die achter me ligt was druk. Nou ja, weken eigenlijk, of maanden, of misschien wel jaren. Een druk leven met 3 kinderen. Twee nog op de basisschool, de oudste in de puberleeftijd en met de nodige zorgen. Zoveel zorgen dat hij inmiddels op een zorgboerderij woont. We hopen dat hij daar de regelmaat en structuur krijgt die hij zo nodig heeft en die hij van ons inmiddels niet meer accepteert.
Regelmaat en structuur. Als dat érgens te vinden is, is het hier in deze abdij. De dagorde is opgenomen in een boekje met de huisregels. We mogen er in meedraaien en dat doe ik deze dagen ook. Zelfs vanochtend om 04:30 uur bij de nachtwake. Wát een ervaring waar je als buitenstaander normaal gesproken helemaal geen weet van hebt. In de schemering bij elkaar zitten, stilte, afgewisseld met Psalmen in beurtzang gezongen door prachtige hoge vrouwenstemmen.
Ik denk niet dat mijn zoon er blij van zou worden als ik hem mee zou nemen naar deze zusters. Maar wat zou ik het hem gunnen dat hij deze stilte en rust eens zou ervaren. Afgelopen week zei hij het nog, dat het soms zo druk is in zijn hoofd. Te veel te verwerken. Te veel prikkels in deze maatschappij, waardoor het allemaal niet zo loopt als hij en wij graag zouden willen. Thuis zoekt hij dan ook vaak de rust van zijn kamer, maar helemaal stil wordt het bijna nooit.
Eigenlijk geldt dat voor mijzelf ook. Zeker na drukke dagen, blijven de gedachten komen. Beleef ik alles nog eens opnieuw en voer ik gesprekken nog een keer en weet ik soms ook ineens wat ik beter niet of juist wel had moeten zeggen. Ik was altijd in de veronderstelling dat iedereen dat zou hebben, tot ik er een discussie over kreeg met mijn man. Soms was ik het gewoon even zat als hij antwoordde op mijn vraag waar hij aan dacht: “nergens aan”. “Je denkt altijd ergens aan”, zei ik dan. Maar hij bleef ontkennen. Gelukkig voor hem las ik laatst in een onderzoek dat mannen inderdaad beter hun gedachten stil kunnen zetten dan vrouwen. Dat ze echt even helemaal nergens aan kunnen denken.
Eerlijk gezegd, ben ik er best een beetje jaloers op, want zelfs in dit klooster, word ik niet volledig stil. Mijn hoofd blijft ‘malen’. Zou dat anders worden als ik hier vaker zou zijn? Of op een andere plek waar ik stil kan zijn, kan mediteren? De zusters die hier leven, zien het als hun roeping. Doordat zij kunnen bidden en stil zijn, kunnen ze dat voor ons doen.
Hoewel ik het hier heel erg prettig vind, is het niet mijn roeping. Ik ben graag onder de mensen, maar zeker niet altijd in stilte. Dat hoeft ook niet, want wat ik soms niet kan, doen anderen. Stil zijn, aandacht vragen voor de nood in de wereld, doen deze zusters in ieder geval, voor ons allemaal. Dat vind ik een prachtige gedachte, die ik meeneem. En ik neem iets mee van die regelmaat, want daar vaart iedereen wel bij. Hoewel ik niet verwacht dat ik thuis ook even na 4 uur op zal staan voor een nachtwake……..