Ik zweef door de lucht. Heel even in ieder geval. In mijn hoofd een combinatie tussen sierlijkheid, souplesse en kracht. Totdat iets groots mij van achteren raakt waardoor dit mooie zweven verandert in een duikvlucht zonder controle. Een noodlanding is het gevolg. Mijn schouder vangt de klap op en doet dat zodanig goed dat ik bot voel breken. En zo lig ik op een mooie voorjaarsdag op de grond van het hoofdveld van VV Middelstum. Binnen de 16 meter. Dat weet ik op dat moment niet want de pijn zorgt voor een soort bewustzijnsvernauwing. Ik voel voorzichtig aan mijn schouder. Op de plek van mijn sleutelbeen zit een buitengewoon grote bult. Meteen weet ik dat het mis is. Dit is het einde van meer dan 25 jaar blessurevrij sporten.
Ik zie een groot rood hoofd in mijn gezichtsveld verschijnen. Mijn blik is troebel maar ik meen een verdediger van VV Amicitia te ontwaren. Onze tegenstanders van vandaag kunnen in deze laatste wedstrijd van het seizoen nog kampioen worden. Dat zorgt voor wat meer wedstrijdspanning dan gebruikelijk in de 6e reserveklasse. De duels zijn scherp en de emoties lopen snel en hoog op.
Het grote rode hoofd begint vervolgens aan de lopende band domme vragen te stellen. ‘Heb je pijn?’. Op die vraag kan ik bevestigend antwoorden. Ik zeg dat ik mijn sleutelbeen gebroken heb. Hij vraagt hoe ik dat weet. Ik wijs op de bult op mijn schouder. Hij is niet overtuigd. ‘Weet je dat zeker?’, ‘Heb je dat vaker gehad?’ vraagt het hoofd verder. Ik verzoek hem vriendelijk zijn mond te houden. Daar gebruik ik andere woorden voor die niet passend zijn voor publicatie.
Het effect is wel dat het hoofd verdwijnt. Er komen nieuwe hoofden voor in de plaats. Van bezorgde teamgenoten. Van Merijn, zoon, vaste supporter van ons vierde elftal en chauffeur op de watertas. Hij ziet aan mij dat de spons in dit geval niet voldoende is. Van Bé , broer en collega-spits. Zijn blik maakt dat ik alvast medelijden krijg met de veroorzaker van deze situatie mocht het spel worden hervat.
Inmiddels is door een overijverige teamgenoot een noodsignaal uitgegeven richting kantine. Daar is het bericht na twee tussenpersonen dusdanig in ernst toegenomen dat ik mijn nek gebroken heb. Vrijwilligers met brancard snellen toe om levensreddende handelingen te verrichten. Voordat deze goedbedoelde hulp ter plaatse is, kom ik op eigen kracht overeind. Duizelig en onvast gaat het richting kleedkamer.
De wedstrijd kan door; Simon legt de bal op de stip. Door alle commotie wordt deze grote kans op een voorsprong om zeep geholpen. Dit alles buiten mijn waarneming want ik zit inmiddels in een kleedkamer in afwachting van transport richting hulpdiensten. Neel komt binnen. Bezorgd maar ook met een vleugje ‘word-jij-niet-te-oud-voor-deze-onzin?’.
Op naar de dokterspost bij het Martini ziekenhuis. Na een half uur wachten kijkt de dokter van dienst naar mijn schouder. ‘Waarschijnlijk een gebroken sleutelbeen’, zegt hij. Bevestiging moet worden geleverd door een foto. We gaan een paar deuren verder en sluiten aan in de rij. Naast mij een jonger exemplaar eveneens in voetbalkleren. Knie behoorlijk dikker dan normaal. Sporten is gezond zo blijkt.
Ik ben aan de beurt. De man van het fototoestel kijkt naar de bult. ‘Waarschijnlijk een sleutelbeenbreuk’, zegt hij. Maar hij is van de foto’s en niet van de diagnoses. Dat is het werk van de specialist. Opnieuw wachten dus. De specialist blijkt een jongmens in opleiding met een vrolijk gezicht. Handig ter compensatie bij vervelende mededelingen. Na een medische tocht van vier uur spreekt hij het finale oordeel; mijn sleutelbeen is gebroken. Ik kan moeilijk volhouden dat het bericht als een verrassing komt. Ik vraag naar de behandeling. Die is overzichtelijk. Ik krijg van het ziekenhuis een sling uitgereikt waar mijn arm in kan hangen. Dit moet, in combinatie met rust en pijnstillers, voor genezing zorgen.
Door vaardige verpleegstershanden wordt het geval rond mijn nek en om mijn arm gebonden. Voorzichtig informeer ik naar de mogelijkheden. ‘Autorijden moet kunnen toch?’, ‘We hebben een automaat’ voeg ik hoopvol toe. Verpleegster en vrouwlief wisselen meewarige blikken. Stukje bij beetje dringt tot mij door dat ik de komende weken hulpbehoevend zal doorbrengen. Dat blijkt temeer als ik bij thuiskomst wil gaan douchen. Het voetbaltenue moet uit en na de reiniging volgt afdrogen en aankleden.
Normaal gesproken de moeite van het vermelden niet waard maar in de huidige toestand een verschrikking. Ik probeer zelfstandig mijn onderbroek aan te trekken maar dat strand halverwege op een nat bovenbeen. Neel is niet direct in staat te helpen vanwege de tranen in haar ogen. Van het lachen wel te verstaan. Mocht het ons gegeven zijn samen oud te worden dan hebben we hierbij ons voorproefje gehad. Het hele concept van mantelzorg ontvangen en verlenen gaat wel een dingetje worden. Voor beide rollen zijn wij volkomen ongeschikt.
Op maandag volgt het begin van een oplossing. Het ziekenhuis belt. De fotocollage uit de weekenddienst is onderwerp van een tweede beoordeling geweest. Alles is ook nog eens bekeken door iemand in het bezit van alle noodzakelijke papieren. Mijn sleutelbeenbreuk is opgevallen als ‘gecompliceerd’ met grote kans op ‘problematisch herstel’. Ik kom in aanmerking voor een ingreep.
Over het verblijf in het ziekenhuis valt nog wel een boek te schrijven. Voor hier telt het resultaat. Een plaatje over de breuk zorgt ervoor dat ik na ruim een week voorzichtig mijn arm weer mag gebruiken. Een intensieve verzorgingsperiode blijft ons beiden bespaard. Na zes weken volgt controle en word ik vrijgegeven voor alle diensten.
Ik zoek het shirt met nummer 14 uit de kledingtas. Hetzelfde shirt als tijdens de bewuste wedstrijd; geen ruimte voor bijgeloof. De kleedkamer is overvol. Het is de eerste wedstrijd van het nieuwe seizoen dus de selectie is nog fit en ongeschonden. ‘Ga je nu stoppen met voetballen?’ vraagt Neel ergens tijdens onze zomervakantie. Dat zou natuurlijk zeer verstandig zijn. Op zoek naar een sport die beter bij de oplopende leeftijd past.
Maar verstand komt met de jaren en daarvoor ben ik gelukkig nog veel te jong. Ik kijk nog eens om mij heen; deze verzameling mannen is het meest diverse en mooiste zooitje ongeregeld dat ik ken. Voor en na de wedstrijd zijn wij met afstand de beste. Tijdens de wedstrijd doen wij wat we kunnen. En dat gaan wij doen zolang het gaat. Of zelfs iets langer. Ergens tijdens de eerste helft rommel ik de bal langs de keeper in het doel van de tegenstander. En ik voetbal nog lang en gelukkig!