Ik weet niet hoe het u vergaan is, na de herinrichting van Middelstum, maar ík heb in ieder geval een bloedhekel aan dat drempeltje bij de Florastraat. U weet wel, als je van Hazekamp naar het Hippolytushoes zou willen rijden. Dat drempeltje, dat is een zogenaamde ‘uitritconstructie’, die tot gevolg heeft dat degene die er vanaf rijdt op niemand voorrang heeft, op helemaal niemand. En die verkeersregel, die is dus niet bij iedereen bekend. Sommigen kennen hem wel en sommigen kennen hem niet. En je weet van tevoren nooit wat voor vlees je in de kuip hebt, als je weer eens iemand op dat plekje aantreft.
Het is, kortom, een ordinaire loterij geworden, daar bij dat drempeltje. Die hindernisbaan die is aangelegd langs het Boterdiep, als je Middelstum verlaat om naar Toornwerd en Kantens te rijden, vind ik evenmin een plezierige verandering, maar dat heeft weer een heel andere reden. Men wordt daar geacht om, op een bochtig parcours, door een aantal paaltjes heen te slalommen, terwijl er op ieder moment een tegenligger kan opdoemen en dan moet je als de wiedeweerga de juiste positie kiezen, om verdere problemen te voorkomen.
Nu spreek ik even voor mijzelf, want dit werkt voor iedereen natuurlijk weer anders, maar ík krijg in dit soort situaties altijd een beetje haast. In plaats van even rustig gas terug te nemen en de situatie eens even goed te overzien, wat ongetwijfeld de bedoeling moet zijn geweest van de paaltjesplaatsers in kwestie, krijg ik de sterke aandrang om gas te geven om daarmee eventuele tegenliggers te snel af te zijn. Ik kom, zogezegd, in de wedstrijdstand te staan. En in een wedstrijd, dat is algemeen bekend, zijn er winnaars en verliezers en dát lijkt me geen goed uitgangspunt voor een verkeersdeelnemer.
Dat weet ik natuurlijk zelf ook heus wel, ik ben immers een verantwoordelijke, volwassen bestuurder. Nou ja, redelijk volwassen… Laten we zeggen dat het steeds beter gaat… Maar desondanks ontglipt me natuurlijk ook wel eens iets. Dat de situatie met me aan de haal gaat, zeg maar. En dat de emoties dan de overhand krijgen enzo. Dat je dan aan de Pop Dijkemaweg, bij een door wegwerkzaamheden veroorzaakte wegversmalling, neus aan neus komt te staan met een soortgenoot. En dat er dan, ondanks de smeekbeden van vrouw en kinderen om alsjeblieft normáál te doen, letterlijk geen weg meer terug is. Kan niet. Onmogelijk. Hij of ik! Verliezen is geen optie.
“Wie heeft de langste?”, dat bedenkelijke niveau dus. Dit voorbeeld speelt zich gelukkig alweer een behoorlijke tijd geleden af en tussen de bedrijven door ben ik best een heer in het verkeer. Ik houd altijd meer dan voldoende afstand van mijn voorliggers (hoewel ik wel eens een uitzonderingetje maak voor die vreselijke individuen die het nodig vinden om 95 km/h of minder te rijden op de Eemshavenweg), rijd nooit te hard binnen de bebouwde kom en ik laat graag mensen ‘ertussen’. Dat laatste laat ik het liefst gepaard gaan met een joviaal handgebaar en/of knipperende lichten, om te benadrukken: hier rijdt een toffe peer! Nee, daar mankeert het heus niet aan.
Maar goed, dat drempeltje dus. Dat kan zo écht niet langer… In mijn laatste poging om een gevalletje blikschade te voorkomen was ik gedwongen om pardoes op de rem te trappen, omdat een autootje venijnig van de drempel af knalde, met de overduidelijke intentie om mij géén voorrang te verlenen. Een man met een muizenkoppie keek mij kwaadaardig aan. “Dat had je gedroomd!”, zag je hem denken, “Mij er een beetje uitdrukken zeker?!”. En wat doe je dan hè? Met je gelijk… In een uiterste poging om nog iets recht te zetten in deze onverkwikkelijke situatie, hield ik mijn rechterarm in een omhoog hellend vlak naar voren. Daarmee poogde ik de vorm van een drempel te imiteren.
“Een drempel, je reed van een drempel.”, articuleerde ik overdreven vanachter mijn autoraampje. Natuurlijk werkte het niet, wat had ik dán verwacht? Nee, ik had het kereltje alleen maar nóg kwaaier gemaakt en terwijl in mij woede en verbazing om voorrang streden, hoorde ik mijn dochter vragen: “Papa, waarom maak je de Hitlergroet naar die meneer?”. Verbouwereerd bleef ik achter op het kruispunt.
Vroeger of later zullen wij elkaar treffen, daar op de kruising en dan zijn er welgeteld twee mogelijkheden. De eerste is dat u keurig op de hoogte blijkt te zijn van de rechten en plichten die u en ik beiden hebben en dat we elkander, breed lachend, goeiendag zullen wensen. Dat scenario heeft mijn grote voorkeur.
De tweede is dat u er niets van begrepen heeft, van die verkeersregel. In dat geval zal ik mij een stuk minder vriendelijk tonen. Niet alleen vanwege uw verwijtbaar gebrekkige kennis, maar vooral omdat ik dan met absolute zekerheid weet dat u niet eens even de moeite heeft genomen om deze gastcolumn te lezen.