Het is donderdagmorgen wanneer ik vanaf beneden de bekende stem van mijn overbuuf ontwaar. Verstrikt in allerlei to-do-dingetjes op werk- en voetbalgebied dringt de verontrustende lading van haar boodschap nog niet direct tot mij door: ‘Niet schrikken hoor, maar Miranda moet direct met de ambulance naar het ziekenhuis!’ Mocht ik nog last hebben van een ochtenddipje dan is die bij deze mededeling acuut verdwenen. Mijn partner had gisteren wel even gezegd dat ze naar de dokter zou gaan wanneer haar benauwdheidklachten en de pijn tussen de schouderbladen aan zouden houden. Iets waar ze al drie dagen last van had. Maar ze had die ochtend niet gezegd dat ze er direct al terecht kon…..
Niet veel later kachelde ik achter de ambu aan die in de verte steeds kleiner werd. Begin vorig jaar was ik al warmgedraaid met de nodige bezoeken aan het Martiniziekenhuis dus ik wist wat mij te doen stond. Vlak voor vertrek hoorde ik de ambulancezuster nog iets tegen de dokter mompelen over een longembolie. Met vragen over een eventuele verre vakantiereis als mogelijke oorzaak. Met een sterk wisselende hart- en polsslag werd er vervolgens geen risico meer genomen ondanks het aanvankelijk tegensputteren van mijn partner….
Het ging daarna snel die donderdagmorgen. Op een hartfilmpje en longfoto waren geen bijzonderheden te zien. Maar in het afgetapte bloed waren inderdaad wel sporen zichtbaar van een mogelijke longembolie. Wat volgde was een CT-scan met niet veel later de ‘verlossende’ uitkomst/mededeling dat ze ‘gezegend’ was met een dubbele longembolie. Van snel weer naar huis kunnen was helaas geen sprake. Ze moest aan het infuus en werd niet veel later volgespoten met bloedverdunners.
Dat was schrikken ja, wat een toestanden opeens. Zelf ging ik rond twee uur naar huis met een kop vol met indrukken. Van de oorspronkelijke dagplanning was weinig meer over. Toen ik via de omhooggaande roltrap naar beneden wilde, wist ik dat het tijd werd om mijzelf weer te herpakken….
Gelukkig nam de oudste thuis de regie over en werden de tosti’s rond vijf uur verorberd en een tas met kleding ingepakt. Jazlijn had voor zichzelf al snel even een slaapplek bij een vriendinnetje geregeld en niet veel later gingen we met zijn vieren richting Martini. Daar lag mams al op een kamer vol met andere patiënten. De vermoeidheid had aardig toegeslagen en niet veel later gingen we weer retour.
In de loop van de vrijdag werd duidelijk dat een snelle terugkomst uitgesloten was. De stolsels in het bloed waren aan de flinke kant dus een extra nachtje ter observatie was niet verkeerd. Vrijdagavond ging ik weer even naar haar toe. Daarbij de ‘patiëntendossiers’ en verhalen van haar kamergenoten op nemend. ’t Was met twee patiënten met de gevreesde k-ziekte geen feestzaaltje om het maar eens kort samen te vatten. Gelukkig werd er af en toe wel een grap en een grol de lucht in geslingerd, je maakt er toch maar het beste van. De oudere man naast Miranda antwoordde op de vraag van de jonge verpleegster of ze zijn hand even mocht vasthouden gevat dat zij geen schijn van kans maakte: ‘Aan het eind van deze maand ben ik 65 jaar getrouwd!’
Gelukkig had ik zaterdagmorgen meer succes. Met een zak vol met medicijnen mochten we weer huiswaarts. De opmerking van de dokter dat de conditie in korte tijd zeer snel achteruit kan gaan, bleek een juiste te zijn. Miranda voelde zich alsof er een vrachtwagen over haar heengereden was. Langzaam kwam ook het besef van de ernst van de situatie. Wat wanneer ze nog langer was doorgelopen en zo’n stolseltje was bij hart of in haar hoofd tot stilstand gekomen….
Gezondheid is een groot goed en we hebben weer geluk gehad. Met mij gaat het ook goed hoor. Ik tik dit stukje op de maandag weg tussen het stofzuigen, (af)wassen, boodschappen doen en overige huishoudelijke werkzaamheden door. Gelukkig wel onder auspiciën van de weer thuisgekomen vrouwelijke ‘Boss’ des huizes. Die terecht de volgende status plaatste: ‘There is no place like home!’ Nu eerst maar even intern revalideren en hopen dat de energieboog snel weer terugkomt. ‘Fragile’, dat zijn we…….