“Haring, zure, zoute, lekkere haring”, riep de viskoopman mij toe, toen ik langs zijn viswagen liep. Ik besloot om een haring te nemen. “Doe maar een zure”, zei ik. Even een visje eten, eigenlijk ook ter afleiding. Want zojuist had ik het bericht vernomen, dat de kerk van mijn jeugd te koop staat. Afgelopen zondag had de laatste dienst daar plaatsgevonden. Met trillingen van heimwee en ressentimenten in mijn hart had ik de kaart gelezen, die bij de uitgang van die laatste dienst was uitgereikt. Een kaart met foto’s van de kerk en met de tekst: “Wij denken met dankbaarheid terug aan de vieringen, die we in de Ichtuskerk mochten meemaken.”
Ja, terugdenken. Ik weet nog dat de kerk werd gebouwd. Ik zie me nog zitten, achter in de kerk, met m’n vrienden. Ik zie mezelf staan, als 11-jarige, voor in de kerk, de Schriftlezing lezen in een jeugddienst. Het was in deze kerk, dat ik voor het eerst mee mocht doen met de viering van het heilig Avondmaal. Een lopende viering, ook voor jongeren. Op het orgel in deze kerk kreeg ik mijn orgellessen en mocht ik door de weeks een paar keer komen oefenen. “Ben je daar weer”, zei de koster dan, die bezig was de zalen bij de kerk gereed te maken voor de bijeenkomsten voor die avond. Steevast hoorde ik, boven zittend op de orgelbank, na een tijdje zijn stem vanuit de kerk: “De koffie is klaar hoor.”
Door de vorming van een Protestantse Gemeente in wording, in de plaats van mijn jeugd, waren er teveel kerken en staat ‘mijn’ kerk nu te koop! Dat is zuur.
Ichtus, het Griekse woord voor ‘vis’. Het woord is opgebouwd met de beginletters van de Griekse woorden: (I)esous, (Ch)ristos, (Th)eou, (U)ios, (S)oter, dat is, Jezus, Christus, Gods Zoon, Redder. Het visje was ook het geheime teken van de eerste christenen ten tijde van de vervolgingen in Rome.
In één keer besef ik, dat die eerste christenen niet eens een kerk hadden. Ze moesten zich schuilhouden in de catacomben te Rome, dat was hun kerk. Zij hadden genoeg aan het geloof in het Evangelie van de Ichtus. En als ze dan in die ondergrondse gangen het teken van het visje in de stenen gegrift zagen, gaf hen dat moed en kracht om het vol te houden.
De Ichtuskerk, de kerk van mijn jeugd, staat te koop. Gevoelens van heimwee mogen er zijn, even. Want uiteindelijk gaat het niet om steen, het gaat niet om de gebouwen. Persoonlijke herinneringen aan een kerkgebouw, ze hebben hun blijvende waarde. Maar voor een gemeenschap van gelovigen in die Ichtus van de Bijbel, Jezus Christus, is een kerkgebouw, is de kerk geen doel, maar een middel. Het gaat om het geloof in Jezus Christus, Zoon van God, Redder. Het gaat erom om van zijn Evangelie te getuigen, in woord en daad. Het draait om Christus, het gaat om de wereld.
De hervormden en gereformeerden hebben elkaar gevonden, in de plaats van mijn jeugd. En komen voortaan samen in één kerk. Dat is geen verlies, maar oecumenische winst, ook al is er dan een kerkgebouw teveel. Ik slik de laatste hap van de haring door en besef, dat zuur toch ook lekker kan zijn.