Vanwege kennelijk en acuut dreigend gevaar van een aardbeving met de kracht van 5.0 op de schaal van Richter zijn er al meer dan een week allerlei werklieden over de vloer. Het gevaar dat hun zorg betreft, is onze schoorsteen. Deze zou in bovengenoemd geval namelijk zomaar door ons plafond, de woonkamer instorten en ons gezellige chipsavondje voor de televisie kunnen veranderen in een bloedbad.
De kranten staan er vol mee en op de radio en televisie wordt de angst nog wat verder aangewakkerd. Wie niet beter weet, zou kunnen denken dat we hier in een oorlogsgebied à la Oost Oekraïne leven. Ik hoor verhalen over mensen wier leven zodanig in de greep van de angst gekomen is, dat psychologische hulp geboden is. Wij zijn niet de eersten die gered worden. Her en der heb ik bij ons in het dorp al steigers gebouwd zien worden en schoorstenen vervangen zien worden voor een aluminium replica.
Ik stel me voor dat de bewoners, na jaren van beklemmende angst eindelijk weer heerlijk in slaap zullen vallen, de orde is hersteld, de rust is wedergekeerd. Dat is niet bepaald een angst die door mij gedeeld wordt en de wens om gewoon nee te zeggen tegen dit beveiligingsproject was groot. Maar goed, ook ik ben een kuddedier, dus als de rest het doet….
Nee, mijn leven wordt geregeerd door angsten van een heel andere orde. Op het moment dat de mannen begonnen waren met het vervangen van ons dubbelwandige rookkanaal, kwam een ijzingwekkende en angstaanjagende herinnering weer in volle hevigheid in mij naar boven. Destijds hadden we net een week geleden een houtkachel laten installeren, inclusief dubbelzijdig rookkanaal. Het kerstdiner op De Wilster was aanstaande en het hele gezin was zich aan het klaarmaken voor vertrek. Terwijl ik mijn jas stond aan te trekken kwam dochter de keuken inlopen.
“Mama, er piept iets raars in de kachel!”, zei ze. Twintig aardbevingen op rij zijn niet in staat mij de angst te bezorgen waartoe dit ene zinnetje wel in staat was. “Mama, er piept iets raars in de kachel.” Nu zijn er vast genoeg gezinnen waarin een dergelijke situatie niet voor een groot probleem zorgt, maar in het onze doet dat het wel. Jaren geleden pasten wij eens op de ratjes van vrienden van ons en dat was al geen goed idee. Iedereen was bang en niemand van ons durfde de diertjes aan te raken, laat staan op te pakken om het hok schoon te maken.
Niemand, behalve Noortje, die destijds twee jaar oud was. En zo kon het gebeuren dat een heel gezin leunde op een klein meisje dat het woord ‘rat’ nog niet eens goed kon uitspreken. Dat is tot op de dag van vandaag zo gebleven: als er ergens een verdacht geluid te horen is, een geluid dat weleens afkomstig zou kunnen zijn van een diertje, dan sturen wij Noortje erop af, terwijl wij laf, om het hoekje van de deur meekijken wat haar bevindingen zijn.
Zo ook werd ze die ene keer naar de woonkamer teruggestuurd om het deksel van de kachel te tillen, terwijl ik (echt waar) op de keukentafel stond te jammeren en te gillen. Er zat iets in onze kachel dat een piepend geluid maakte! Dichterbij een psychose kun je mij niet krijgen. “Ik zie niks in de kachel”, zei Noortje. Inmiddels ook wel enigszins geïrriteerd door mijn totale onvermogen om op een volwassen manier met deze kwestie om te gaan.
Er zat hoe dan ook iets in ons kachelsysteem enge geluidjes te maken en daar moest onmiddellijk een eind aan komen. Dus kozen we voor de minst diervriendelijke, maar snelle oplossing: een groot aanmaakblok voor de openhaard aangestoken, in de kachel laten smijten door manlief en gillend verlieten we het pand.
Buiten sneeuwde het, de kinderen zaten op school, aan het kerstdiner en vader en moeder hadden een tafeltje gereserveerd bij Herberg in de Valk. De witte wereld, die we door het raam steeds witter zagen worden, was betoverend. We zaten naast de grote spekstenen kachel. Normaal gesproken zouden we ons er vergenoegd aan gewarmd hebben, maar nu gaven de vlammen die achter het kachelraampje oplichtten ons een heel ander gevoel. Het was alsof we door het geroezemoes van de overige gasten heen, de doodskreten van het door ons vermoorde diertje uit de kachel van Herberg in de Valk konden horen.
De werklieden zijn inmiddels vertrokken, de hele boel is vervangen en wij zij kennelijk weer een stuk veiliger dan we voorheen waren. Aan het eind van de middag inspecteer ik het resultaat in de ondergaande januarizon. Het schoorsteentje lijkt prima, als je niet beter zou weten dan was er helemaal niets veranderd. Alles is lichtgewicht en aardbevingsbestendig. Het zou een pak van mijn hart moeten zijn, maar dat voel ik niet.
Mijn aandacht wordt getrokken door een ronddraaiend opzetstukje bovenop de schoorsteen. Het heeft er alle schijn van dat deze verandering de uitgang van ons rookkanaal praktisch ontoegankelijk heeft gemaakt voor alles dat piept, schraapt, krabt en weet ik veel wat voor ellende nog meer.
Nooit meer zal ik de verlammende angst van die ene winteravond in december 2012 hoeven doorstaan! Ik voel me weer helemaal veilig, maar niet op de manier die het ‘Centrum Veilig Wonen’ voor ogen stond bij het plaatsen en uitvoeren van deze klus.