Hoe staan wij eigenlijk in het leven? Wachten wij af wat de toekomst ons brengt of geloven wij in een maakbare samenleving? De werkelijkheid ligt daar ergens tussenin. Waar die ook ligt: de samenleving verandert. De wereld is klein geworden, de mogelijkheden onbegrensd. We leven in een roes van nieuws, nieuwtjes en vernieuwing. We willen niet achterop raken maar continu op de hoogte blijven. Ons leven draait om actualiteit, individualiteit, aaibaarheid, eigenbelang, sensatie en commercie. Er is steeds minder tijd voor bezinning, verdieping en heroverweging. Daarnaast is er de weergaloze impact van nieuwe technologie, in een tijd waarin maatschappelijke opgaven steeds groter en dringender worden. Ik hoor het velen regelmatig zeggen: “vroeger was alles beter!”
Toch is er weinig reden om te somberen. Elke verandering gaat immers gepaard met vooruitgang. Eerst was er het tijdperk van de jagers en verzamelaars. Deze mensen hadden geen vaste verblijfplaats maar een rondtrekkend bestaan. Zij trokken in kleine, overzichtelijke groepen steeds op weg naar gebieden waar voldoende voedsel te vinden was. Toen grote gebieden op den duur te weinig voedsel opleverden om te overleven, was er de noodzaak om te veranderen. Zo ontstond de agrarische revolutie; het tijdperk van de landbouw.
Het agrarisch bestaan leverde veel welvaart op. Men leerde zelf te verbouwen, maakte instrumenten om dit te vergemakkelijken en hoefde zich daarom niet meer te verplaatsen. Men ontdekte en ontwikkelde. Er ontstond een moderne samenleving waarin eeuwenlang werd gebouwd en verbouwd. Er ontstonden bovendien gemeenschappelijke organisaties en belangen, hiërarchie en structuren. Maar daardoor ook verschil in bezit, ongelijkheid en conflict. Steden werden gebouwd en infrastructuur aangelegd. Doordat de populatie snel groeide, werd hygiëne belangrijker dan ooit. En zo ontstond het aderlijk-slagaderlijk stelsel: een geraffineerd systeem van waterzuivering.
Tegen het eind van de achttiende eeuw groeiden kleine, ambachtelijke werkplaatsen uit tot grote fabrieken en vormden samen een grootschalige industrie. In Engeland deed de stoommachine zijn intrede. Door de grote industrie en effectievere werkwijze daalde de prijs van producten. En nam de toegankelijkheid van deze producten toe. De populatie groeide waardoor nieuwe industrieën als textiel opkwamen. De eerste industriële revolutie was een feit.
Hoewel niet iedereen blij was met de industrialisatie, was een ommekeer onomkeerbaar geworden. Het ging snel. Na de stoommachine ontstonden noviteiten als elektriciteit, turbines en de verbrandingsmotor. En veel later – in het midden van de twintigste eeuw – de eerste contouren van onze huidige digitale revolutie. Nieuwe vormen van communicatie maakten het mogelijk wereldwijd te communiceren en informatie overal te raadplegen. Dit resulteerde in nieuwe markten en grote schaalvoordelen door globalisering. En sinds de opkomst van het internet is digitalisering niet meer weg te denken en herkenbaar in alle facetten van ons bestaan. Een nieuw tijdperk is aangebroken: de informatiemaatschappij.
In deze maatschappij leven wij, hebben wij familie en vrienden en verdienen wij ons brood. Als (nog net) kind van de pragmatische generatie (geboren tussen 1971 en 1985), opgegroeid met de mogelijkheden van de grenzeloze generatie (geboren vanaf 1986, ook wel ‘digitale generatie’ of ‘generatie Y’), heb ik het huidige tijdperk vaak eens overdacht. Als kind van de digitalisering, fanatiek social media-gebruiker en Apple-fan, heb ik regelmatig de voor- en nadelen eens naast elkaar gelegd; snel versus doordacht, hype versus traditie, digitaal versus analoog, en ga zo maar door. Er is veel om op te noemen. Er zijn veel voordelen die deze tijd met zich meebrengt waar we met z’n allen elke dag van profiteren.
Lofzang is het echter niet allemaal. Niet elke verandering is in beginsel positief. Vaak is verandering het gevolg van onverbiddelijke schaarste. Dat zien we bijvoorbeeld goed bij eerdergenoemde samenlevingstransities. Schaarste veelal in materiele zin. Maar óók schaarste in immateriële zin. Volgens een recent onderzoek van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) is onze jeugd de gelukkigste van Europa. En ook in materieel opzicht gaat het hen goed. Gek genoeg kampen we dagelijks met verschijnselen als schooluitval, obesitas, comazuipen, vandalisme, agressie en een laag normbesef. Allen zaken van immateriële aard.
Best zorgelijk, want we hebben het hier over een ontgroenende generatie die aan de vooravond staat verantwoordelijkheid te dragen over de zorg aan onze ouderen. En het in grote mate financieren ervan. Want met in het vooruitzicht misschien nog 3 of zelfs 2 werkenden op 1 oudere, staan we voor een mega-uitdaging.
Ter illustratie: sinds 2013 neemt het aantal ouderen versneld toe. Volgens de bevolkingsprognose van het CBS zal het aantal 65-plussers toenemen van 2,7 miljoen in 2012 tot een hoogtepunt van 4,7 miljoen in 2040. De komende jaren zal vooral het aandeel 65-79-jarigen sterk stijgen en vanaf 2025 neemt ook de groep 80-plussers sterk toe (dubbele vergrijzing). In 2040 is naar schatting 26% van de bevolking 65-plusser, waarvan een derde ouder is dan 80 jaar. Bovendien zal de komende decennia de vergrijzing toeslaan bij de niet-westers allochtone bevolking. Wat een éxtra dimensie geeft aan de maatschappelijke opgave waarvoor we staan.
Ook andere indringende maatschappelijke vraagstukken vragen voortdurend en integraal onze aandacht. Denk aan eenzaamheid, laaggeletterdheid, generatieve werkeloosheid en ongezond gedrag. Soms lijkt het alsof deze problemen steeds groter worden en maar moeilijk grijpbaar. En dat in een tijd van grote technologische vooruitgang en digitale innovatie. Waarom blijven de problemen zich dan voordoen? Wat kunnen we beter? En hoe draagt digitale innovatie bij aan een effectieve en duurzame aanpak van maatschappelijke problemen?
Innoveren is vooruitzien. Ik zie daarom een toekomst waarin we onze maatschappelijke problemen gezamenlijk aanpakken, zij aan zij, met eenzelfde focus. En met behulp van slimme digitale toepassingen. Een toekomst waarin we digitale innovatie systematisch weten in te zetten als brugfunctie tussen vraag en aanbod van zorg en welzijn. Een toekomst waarin digitale innovatie levens redt en ook elkaar scherp houdt. Een toekomst waarin we nieuwe technologie gebruiken om de eenzaamheid onder onze inwoners aan te pakken. Waarin we door innovatie schooluitval nog verder weten terug te brengen. Om meer kinderen te helpen aan een startkwalificatie. Een toekomst waarin we ongezond gedrag weten om te buigen naar een gezonde leefstijl. En een toekomst waarin nieuwe technologie mensen in hun kracht brengt, participatie bevordert en het welzijn van onze samenleving vergroot.
Die toekomst is mijn toekomst. Er gebeurt al veel op het gebied van digitale innovatie en technologie. Er zijn al prachtige voorbeelden van innovatieve toepassingen op het snijvlak van zorg en welzijn. Ik denk dan aan eHealth, robotica en een groeiend aantal apps. Digitale en technologische ontwikkelingen gaan echter razendsnel. Terwijl grote groepen mensen voortdurend moeten worden meegenomen in een zorgvuldig veranderingsproces; op de werkvloer, in de huiskamer en ver daarbuiten.
Wat is geweest komt niet terug, is onomkeerbaar. Deze tijd vraagt daarom om lef, om pionieren, om een andere manier van denken en doen. En om een menselijke maat. Met het oog op de toekomst!