Het was een bijzonder gezelschap ergens op de 4e verdieping van het Martini Ziekenhuis. Naast Miranda lagen er nog 2 oudere dames en een man van dik 60 op de kamer. De man zorgde met zijn opmerkingen en grapjes voor de broodnodige humor. Iets wat voor het verplegend personeel ook heerlijk moet zijn, zo’n komisch geval er tussen. Eén die af en toe niet schroomt om een seksueel getinte opmerking naar de zustertjes te maken. Toen hij dappere pogingen deed om iets van de grond te pakken, ging ik voor hem op de knieën.
Zijn buurvrouw had direct ook een klusje voor mij en hoewel ik haar zakje met natte doekjes openscheurde in plaats van een vochtig exemplaar vanaf de bovenkant te pakken was zij mij toch dankbaar. Ze had gisteren net gehoord dat ze een tumor in haar hoofd heeft en dat ze haar niet meer konden helpen. Ze had niet zo lang meer te leven. Veel ouder dan haar 86 levensjaren zou ze niet worden. Geschrokken keek ik haar aan.
De vrouw tegenover haar vroeg ik of ik haar ook even wilde helpen. Geen probleem, ‘ik ben er nu toch ja!’. Toen ik bij haar kwam, begon ze lachen. “Ik hoef niets van je hoor, ik maak maar een grapje!” Ze was druk bezig met allerlei handoefeningen. “Gaat het de goede kant op?”, vroeg ik haar. Toen haar overbuurvrouw eerst haar relaas vertelde, begon ze te huilen. “Ik heb vanmiddag om 16.00 uur een gesprek met de dokter en nu ik haar verhaal zo hoor, begin ik mij zorgen te maken.” Snel vermande ze zich weer en schonk mij een lieve glimlach.
Na die middag de kinderen opgepikt te hebben, ging ik weer naar het ziekenhuis. We hadden ons nog niet op en naast Miranda haar bed neergevlijd of we hoorden harde snikken vanaf de gang. De oude vrouw had haar uitslag gekregen en liep verslagen tussen 2 andere huilende vrouwen in naar haar bed waar al enige andere familieleden zich verzameld hadden.
Slechts gescheiden door een dun gordijntje, was ik getuige van een verdrietig gesprek. Mevrouw had tumoren op 3 verschillende plekken in haar hoofd en er was geen genezing meer mogelijk. Hartverscheurende taferelen speelden zich naast ons af. Mevrouw tegenover schonk haar overbuurvrouw en de familie nog enige bemoedigende woorden. Gedeelde smart is inderdaad halve smart.
Deze tafereeltjes kwamen onze gemoedstoestand niet ten goede. Met een brok in de keel ving ik af en toe enige troostende woorden op. Dat ze zeker zouden probeerden om haar het leven zo aangenaam mogelijk te maken. En dat ze zeker stuur over haar eigen leven zou houden en zelf mocht beslissen waar ze heen wilde. En dat ze alleen nog maar leuke dingen met haar gingen doen. En uiteraard mocht ze straks eerst snel weer naar huis.
Wat een schrik, wat een schok. Even later hoorde ik enige verpleegsters vragen of ze al weer een beetje van de schrik bekomen was. “Ik kan het niet bevatten en laat het maar over mij heen komen.” Overbuurvrouw riep haar familie op om haar alle liefde te geven. En ter relativering hoorde ik regelmatig de zinsnede: “Iedereen gaat uiteindelijk dood!”, langskomen. Dat heeft op een andere manier toch iets troostend. Dat wij eens allemaal met dit bijltje moeten hakken. Gelukkig werd er af en toe naast ons toch ook wel weer een beetje gelachen.
De man tegenover ons grapte ook gewoon door tegen zijn bezoek: twee van die stevige en handige Henkies. “Iedereen gaat uiteindelijk dood!” Maar ik vind het voor ons nog wat te vroeg hoor. Opgelucht mocht ik Miranda maandagmiddag ophalen om eerst weer naar huis te gaan. Ik heb haar oudere kamergenotes bij het weggaan nog even de hand geschud. Tot ziens durfde ik niet te zeggen. Heel veel sterkte wel. Een lief knikje en een klein traantje waren mijn deel……