Het is april 1985. De lucht begint al een beetje warm te worden, warm genoeg om zonder jas aan, in mijn zwarte broek en zwarte trui rond te lopen. We hadden een uurtje vrij en gingen naar de supermarkt van de V&D, die in de kelder gehuisvest was. Ik denk dat deze supermarkt later is gesloten, omdat er te veel scholieren proletarisch winkelden, maar dat terzijde.
Als brugklasser op Scholengemeenschap Centrum had ik al snel door dat er ook in het centrum van Groningen genoeg te beleven viel! Zo ook nu weer: op de weg terug naar school zagen we een kleine tengere vrouw lopen. Ze viel op door haar rode kleren en haar rode fiets, haar haar in de war en ze praatte in zichzelf. Af en toe stopte ze even om een slok van haar Berenburger te nemen. Aangezien wij in die tijd alles leuker vonden dan naar school te gaan deden we wat we wel vaker deden: achter gekke, bijzondere mensen aanlopen en kijken waar ze naartoe gingen.
De vrouw, die in haar haar allemaal veren had gestoken, liep naar de Prinsentuin om daar, tot onze verbijstering, in een hoekje te gaan zitten poepen. Dat was het begin van de stille ontmoetingen die ik in de jaren erna zou hebben met Jeanette. Ik denk achteraf, dat mijn nieuwsgierigheid naar de zelfkant van het leven op die dag is gewekt.
Door de jaren heen hoorde ik steeds meer verhalen over haar. Ze had twee kinderen die ze niet meer zag, was verslaafd en ze zwierf al een hele tijd door Groningen. Een triest verhaal, waarvan ik niet weet of het allemaal klopt.
Ook mijn schoolcarrière kende vele omzwervingen. Van scholengemeenschap Centrum ben ik overgestapt naar de Nieuwe School: een kleine school die werd gerund door werkloze, zeer idealistische en gedreven leraren. De hang naar de zelfkant bleef. Het is dan ook niet toevallig dat ik na de middelbare school verschillende opleidingen in de zorg heb gekozen.
In mijn studententijd woonde ik aan het Boterdiep in Groningen, daar kregen mijn huisgenoten en ik contact met zwerver Anton: Anton jatte onze fietsen die voor de deur stonden, maar verkocht de volgende dag voor tien gulden weer een andere fiets aan ons. Dat was natuurlijk hartstikke aardig! Met enige regelmaat bracht hij eieren mee en vroeg of we deze voor hem wilde bakken.
Toen ik in 1998 een stageplek zocht, dacht ik terug aan de tijd dat ik in Helpman woonde. Ik fietste dan over de Hereweg, langs het Sterrebos en natuurlijk ook voorbij het prachtige oude gebouw met de enorme poort. Ik ben altijd nieuwsgierig geweest naar het leven achter deze poort. Wie zouden daar wonen, wat had ze daar gebracht en hoe zou het leven zijn dat ze daar uiteindelijk leidden? En hoe zou het zijn om daar te werken? Zou het me kunnen lukken om daar een stageplek te vinden?
Ik was erg blij toen ik een uitnodiging voor een gesprek kreeg en nog blijer dat ik een jaar stage mocht lopen op de resocialisatie-afdeling van de van de DR. S. van Mesdagkliniek: ‘De Resoc’! In dat jaar heb ik heel veel geleerd en ik ben erachter gekomen dat het werken in de zorg en ook met deze zware doelgroep me prima ligt. Ik leerde de persoon achter de TBS-er kennen en zag dat het ook gewoon mensen zijn met vaak een enorme rugzak. Na mijn stage ben ik er vakantiewerk gaan doen en een mooi hoogtepunt van die zomer was het met elkaar beklimmen van de Martinitoren tijdens de zonsverduistering van augustus 1999. We stonden allemaal door een eclips bril of cd’tje naar de verduistering te kijken! Inmiddels werk ik er al heel wat jaren en nog steeds met veel plezier.
In 2008 is Jeanette gestorven, zo heette de kleine iele vrouw in haar rode broek en jas. Ze is overleden nadat ze met haar fiets een sloot in was gereden. Een van mijn laatste herinneringen aan haar speelt zich af, een jaar nadat wij in Huizinge zijn komen wonen. Tijdens de meikermis in Groningen kwam ik haar tegen, mijn zoon zat in zijn wandelwagen. Ze heeft ons toen uitgescholden en zwaaide woest met haar armen. Zou ze terug hebben gedacht aan haar eigen kinderen?
Afgelopen jaar zijn we met het hele gezin een wandeling gaan maken met een dakloze. Ik vind het belangrijk dat ook mijn kinderen weten dat niet iedereen het goed heeft in het leven, maar dat je soms ook door goed je best te doen weer iets van je leven kan maken. Tijdens deze wandeling was Johnny onze gids. We liepen door de stad en volgden zijn pad; we zagen slaap- en schuilplaatsen en hij nam ons mee naar plekken die een belangrijke rol spelen in het leven van een verslaafde zwerver. Ook dronken we koffie in de Open Hof en daarna kregen een rondleiding door het gebouw.
Tijdens deze rondleiding viel mijn oog op een muur waaraan allemaal gekleurde glasplaatjes met daarop namen bevestigd waren. Namen van overleden daklozen. Op een van deze glasplaatjes stond de naam Jeanette: ook zij wordt hier nog steeds herdacht…