(Aanleiding ingezonden brief: Moi Bert, Goed dat je aandacht aan het (programma over) pesten besteedt. Vanuit o.a. mijn jarenlange WIBO-achtergrond stuur ik je hierbij mijn ervaringen en, wellicht nog belangrijker, enkele handvatten om tot mogelijke oplossingen te komen.)
Via de media, schoolprogramma’s en allerlei andere wegen is er de laatste jaren in toenemende mate aandacht voor pesten. Op school, op de sportvereniging of in de buurt, pesten gebeurt overal.
Enkele open deuren zijn ook al veelvuldig langsgekomen zoals bijvoorbeeld “pesten is van alle tijden”. Dat klopt, maar dat maakt het niet minder ernstig, het ontslaat de ouders, leerkrachten, sporttrainers en leeftijdsgenoten niet van de plicht er iets aan te doen. Sterker nog, het bevestigt alleen maar dat er in de loop van de jaren nog steeds niet goed mee om wordt gegaan, er wordt te laat en te minimaal gesignaleerd en als een “pestgeval” eenmaal zichtbaar is wordt er niet adequaat op ingesprongen.
Daarom grijp ik deze plek aan om mijn visie te geven en mogelijke oplossingen aan te dragen. Ik spreek vanuit meerdere perspectieven waaronder die van weerbaarheidsdocent basisonderwijs. Vaak wordt een klassikale weerbaarheidscursus als preventieve maatregel ingezet om kinderen een goede basis te geven zich weerbaar te kunnen opstellen. Weerbaar zijn betekent naar mijn idee het goed voor jezelf kunnen opkomen op een manier die past bij de situatie. Oftewel, je mept iemand niet vol in het gezicht als deze je pen afpakt. Daarmee leer je dus ook de over-assertieve kinderen dat niet alleen eigen grenzen maar ook die van anderen in acht genomen moeten worden.
In veel gevallen bleek echter dat de preventieve maatregelen te laat ingezet werden. Er was al sprake van een typische pestrolverdeling die een andere aanpak nodig heeft. Je kunt dan niet meer vanuit de veiligheid van een klas met oefeningen aan de slag omdat die veiligheid ontbreekt voor (een deel van) de kinderen.
Een ander perspectief van waaruit ik spreek is die van ervaringsdeskundige. Tijdens mijn lagere schoolperiode van 6 jaren ben ik voortdurend gepest. Niet alleen door enkele “pestkoppen” maar door de hele klas en later nagenoeg de hele school. Ik werd uitgejouwd, geduwd, bespuugd, er werden spullen van mij gejat of verstopt en jarenlang wasten kinderen hun handen na lichamelijk contact met mij want ik had vlooien en was vies.
Helaas deden de leerkrachten er af en toe een schepje bovenop; ik hoorde toch niet bij hun geloofsgemeenschap. Ook mijn ouders lieten het afweten. Na de zoveelste keer met kapotte of vuil geworden kleding thuisgekomen te zijn zou ik het er “zelf wel naar gemaakt hebben”. Kortom, ik moest dit zelf oplossen wat uiteraard niet mogelijk is voor een kind van ongeveer 8 jaar. Toch ben ik redelijk ongeschonden uit deze periode gekomen doordat ik in mijzelf altijd een soort helicopterview heb gehad. Ik onderging het pesten niet alleen ik bezag ook het grote geheel, wist dat ik het tij niet kon keren, hield mezelf voor dat “ze” niet beter wisten en dat het gewoon een kwestie van mijn tijd uitzitten was.
Tegenwoordig zie ik het als een aangeboren weerbaarheidsmechanisme waar ik bijzonder dankbaar voor ben. Vanuit deze perspectieven heb ik met diverse groepen met een pestklimaat gewerkt. Ondanks dat er soms grote verschillen in de situaties zijn, zijn er een aantal duidelijke overeenkomsten die juist de kernpunten van oplossingen bevatten.
Vaak wordt er bij het oplossen van pestgedrag oeverloos gepraat met de gepeste en de pesters, al dan niet samen. Een keer een goed gesprek is prima en zinnig maar te vaak verzanden dit soort gesprekken in een vraag-en-geen-antwoord situatie. De pesters wordt veelvuldig gevraagd waarom ze pesten, “waarom doe je dat nou, hij heeft jou toch niets gedaan?”. Een antwoord blijft vrijwel altijd uit en deze vragen zijn naar mijn idee zinloos. De meeste pesters pesten zonder dat zijzelf goed weten waarom. Het kan uit zelfbescherming zijn, uit een minderwaardigheidsgevoel, het kan vanuit een thuissituatie ontstaan maar de meeste pesters zijn zich hier niet van bewust. Een goed gesprek met dit bewustzijn als insteek kan hierbij erg nuttig zijn. Maar altijd gecombineerd met een groepsgerichte aanpak.
Een groepsgerichte aanpak is vaak de oplossing om het pesten te verminderen en soms zelfs compleet te laten stoppen. Allereerst moet de groep weten hoe het voelt om in de schoenen van een pestslachtoffer te staan. Dit is een emotioneel en ingrijpend proces want de meeste kinderen staan hier eigenlijk helemaal niet bij stil. Vaak worden er ook dingen gezegd als “het is alleen maar plagen” of “Piet moet er zelf ook vaak om lachen”. Voor de goede orde: er is maar 1 aangewezen persoon om te bepalen of iets pesten of plagen is en dat is degene die het ondergaat. In de preventieve lessen heeft dit een prominente plek; herkennen en rekening houden met grenzen van een ander. Ook als deze schaapachtig lacht kan het zijn dat hij avond aan avond zichzelf in bed in slaap huilt maar daar overdag eenvoudigweg geen houding aan weet te geven. Dus cruciaal is dat het merendeel van de groep invoelt hoe pestslachtoffers zich voelen en dit projecteert op zichzelf. In bijna iedere groep zitten kinderen die hier niet aan mee werken maar de grote meerderheid wel en dat is de sleutel naar het verbeteren van het klimaat in de klas.
Hierna kan een beroep worden gedaan op het geweten van de individuele kinderen maar ook op de groep als geheel. De vraag die ik vaak heb gesteld is “Laten we dit met elkaar gebeuren? Staan we toe dat hij of zij zich zo rot en onveilig voelt?”. Het antwoord laat zich raden, natuurlijk willen kinderen dat niet. Vervolgens is het belangrijk om de groep als geheel verantwoordelijk te maken. Te vaak is er een grote groep kinderen die wel allerlei misstanden zien, dit niet als prettig ervaren (ook niet voor zichzelf of de sfeer in de klas) maar er niets aan doen. Door deze kinderen echt als groep te bundelen kun je ze laten zien dat de overgrote meerderheid pesten niet duldt. De rest verloopt vaak redelijk automatisch, door niet meer aan de zijlijn te blijven kijken maar als groep pesten te verwerpen verbetert de sfeer en vermindert het pesten. Pesters kunnen niet meer ongestoord hun gang gaan, krijgen veel minder bijval en halen vaak bakzeil omdat ook zij liever in een prettige sfeer zichzelf willen zijn.
Dit lengte van dit proces verschilt per groep. In sommige gevallen was er binnen enkele weken al sprake van een aanzienlijke verbetering maar in andere situaties duurde dit veel langer waarbij het pesten niet altijd helemaal opgelost werd. Maar ook al is de verbetering minimaal, het is altijd de moeite waard. Pestslachtoffers mogen niet aan hun lot overgelaten worden en pesters voelen zich ook prettiger in een veilige groep. Het belangrijkste blijft dat de hele groep op haar verantwoording gewezen wordt, iets dat “later” alleen maar erg goed van pas komt in de “grote mensenwereld” waar pesten en intolerantie ook nog veel te vaak voorkomen.