Woensdag 24 juli 2013
Het was tot dusver niet bepaald zijn dag. Sterker nog, het was niet bepaald zijn week. Francisco José Garzón (52), al jarenlang machinist van het Spaanse spoorbedrijf Renfe, is op deze bewuste mooie woensdagavond druk in gesprek met zijn werkgever. Hij heeft de afgelopen nachten slecht geslapen. Problemen thuis, zo zou hij het zelf kort samengevat hebben. De relatie met zijn vrouw werd er niet beter op. Na weer een knallende ruzie besloot zij afgelopen nacht om wederom op het logeerbed te gaan slapen. Voeg daarbij nog de verslechterende situatie rondom zijn zieke moeder en de problemen met zijn twee opgroeiende puberzonen. Nee, Francisco Garzón had wel eens gelukkiger tijden gekend.
Vermoeid tuurt hij over de dashboard van de trein. Zijn trein, zo denkt hij gelaten. Hij is nu al meer dan 25 jaar machinist, een ervaren rot derhalve. Al geruime tijd knippert een waarschuwingslampje. Hij heeft hierover reeds meerdere keren telefonisch contact gezocht met zijn werkgever. Die heeft hem medegedeeld dat hij maar even in de documenten moet gaan kijken om te zien of hij de oorzaak zelf kan verhelpen. Het volgende station in Santiago de Compostela komt snel naderbij.
Maar wacht, turend in de papieren leest hij iets over de mogelijke oorzaak van het brandend lampje. Op dat moment belt ook net de conducteur. Die wil hem nog even wijzen op aanpassingen in de route vlak voor de stad Ferrol, het eindpunt van de reis. ‘Oke’, bromt Garzón korzelig, alsof hij dat zelf niet zou weten. Hij legt de papieren opzij en concentreert zich weer op de route……
En hij bevriest. Als in een flits signaleren zijn hersenen koortsachtig naderend onheil. De teller van de snelheidsmeter staat op 192, Santiago de Compostela is nabij en vlak voor zich ontwaart hij een flauwe bocht. In een split second trekt hij aan de rem, maar in de volgende twee seconden weet hij dat het te laat is. Hij voelt de trein schudden, hoort geschreeuw, voelt gekraak en in de volgende seconde komt de muur op hem af. ‘Mijn God, wat heb ik gedaan?’ Dat zijn voorlopig zijn laatste gedachtes, hij weet onbewust dat zijn leven voorbij is.
Als hij de eerste keer bijkomt heeft hij allemaal slangetjes in zich. Hij wordt omringd door agenten en verpleegsters. Hij probeert overeind te komen maar dit lukt hem niet. Een duizelig gevoel bedwelmt hem, gelukkig zakt hij vervolgens weer weg in een diepe slaap.
Om enige uren later als door een wesp gestoken weer wakker te worden. Haarscherp ziet hij de muur weer op zich af komen, hoort hij de krijsende passagiers en komt de misselijkmakende gedachte bij hem boven dat hij verantwoordelijk is voor de dood van velen. Het liefst zou hij zich ter plekke van het leven beroven. Maar dit wordt hem niet gegund. Talloze ondervragingen met allerlei rechercheurs en agenten volgen. Zij laten hem angstaanjagende beelden zien van de crash waarop te zien is hoe de trein ontspoort. Zijn trein, zijn trots, zijn verantwoordelijkheid. Na het zien van de beelden geeft hij spontaan over. Wat volgt is een ongelooflijke huilbui.
De volgende maanden zijn een hel. Telkens ziet hij de beelden weer voor zich. En wordt hij gekweld door de vraag waarom hij op dat moment zó hard heeft gereden? En waarom hij niet beter heeft opgelet? En waarom hij in vredesnaam nog in leven is terwijl 79 van zijn passagiers bij het afschuwelijk ongeval, die Spanje op zijn grondvesten heeft doen trillen, omgekomen zijn. En waarom dit juist hem, een simpele treinmachinist en vader van 52 jaar, nu moet overkomen.
Momenteel zit hij gewoon thuis maar hij moet zich wekelijks bij de rechtbank melden. Zijn vrouw heeft de kinderen meegenomen en is bij haar ouders in gaan wonen. Hun verwijtende blikken bij zijn thuiskomst zal hij nooit meer vergeten. Nog de foto’s van enige slachtoffers die hij op tv ziet. Af en toe rinkelt de telefoon. Als hij opneemt wordt hij met de dood bedreigd. Of, erger nog, moet hij een huilend familielid van één van zijn slachtoffers te woord staan. Die dezelfde vraag stelt die hij zichzelf ook al maanden stelt. Waarom?
Slapen lukt hem niet meer, ondanks de zware slaappillen voorgeschreven door de behandelend arts. Telkens weer wordt hij badend in het zweet wakker wanneer de bewuste muur weer in volle snelheid op hem af komt. De enige die hem af en toe nog weet te troosten is zijn zieke moeder. Bij haar kan hij zijn hart uitstorten en zich helemaal laten gaan en zich leeg huilen.
Heel af en toe vindt zijn geest rust. Heel even maar. Want hij weet dat hij de gedachtes die hij dan heeft nooit uit zal kunnen voeren. Hij ziet zich dan ’s avonds staan bij het spoor vlak bij hem in de buurt. In de verte nadert een trein. Met één voetstap kan hij alle aardse ellende achter zich laten. Maar hij durft niet. Doodsbang is hij, bang om nog meer mensen doodongelukkig te maken. Want elke trein heeft ook een machinist en conducteur die na zo’n ongeluk uit moeten stappen om poolshoogte te nemen op de plaats van het ongeval. En dat wil hij hun niet aandoen. En dus moet hij door.
Vaak denkt hij nog terug aan die 24e juli 2013. Hij wenst vurig dat hij die dag weer over zou kunnen doen. Dat hij zijn trein veilig en in een rustig tempo Santiago de Compostela binnenrijdt. En dat de passagiers bij het uitstappen nog even naar hem zwaaien voordat ze de mooie zonsondergang tegemoet gaan. Zoals ze normaal altijd doen. Waarom is dit niet mogelijk, waarom werd zijn leven op die dag tot een hel op aarde?