Soms raken bepaalde liedjes je. Ze blijven in je hoofd hangen, grijpen je bij de strot, ontroeren je, verwoorden gevoelens die je zelf niet kunt omschrijven….. Of brengen je terug naar situaties en tijden waaraan je liever niet herinnerd wilt worden. Gewoon, omdat deze tijden niet tot de gelukkigste van je leven behoren. Omdat je down was, verdrietig, bang of eenzaam.
Het ontroerende ‘Zo stil’ van Bløf is zo’n nummer. Gevoelig, met een mooie melodie en een prachtige songtekst die haast poëtisch aandoet. Telkens als ik dit nummer hoor gaan mijn gedachten terug naar twee januarimaanden. En naar twee moeilijk te bevatten gebeurtenissen. Januari 2013 bracht mij als afgevaardigde van de PKN-kerk naar een begrafenis van een jongeman. Ik kende hem niet zo heel goed, eigenlijk maar heel oppervlakkig. Dertig jaar mocht hij slechts worden. De laatste drie jaar van zijn leven werd hij gekweld door depressies. En deze ziekte deed hem zoveel pijn dat hij besloot om een einde te maken aan zijn leven.
Het werd derhalve een indrukwekkende dienst met veel verdriet. Een gevoel van oneerlijkheid bekroop mij die middag. Waarom moet iemand geestelijk zo lijden? In de kerk waren veel van zijn vroegere studiegenoten aanwezig. Zij hadden op het nummer ‘Zo stil’ een prachtige diaserie gemaakt die via de beamer werd afgespeeld. De dia’s gingen over de tijd dat hij nog niet ziek was, toen zijn geest hem nog niet in de steek gelaten had. Mooie beelden over de tijd dat hij vol liefde bezig was op de boerderij en de tijd dat hij al grappen makend vol in het leven stond.
Het was kil op de begraafplaats, de kou raakte je vol in je botten. Dat maakte het gemis nog groter… Na die tijd kwamen we bijeen in een zaal bij de kerk. Koffie werd geserveerd, een aangename warmte verspreidend. De gesprekken werden luider, als teken dat het leven hoe dan ook ‘gewoon’ doorging. Moeder zocht troost bij de studiegenoten en haalde ongetwijfeld mooie herinneringen op aan haar zoon. Vader stond af en toe wat onwezenlijk voor zich uit te staren. Hij bedankte mij bij het afscheid voor mijn tijd……
Onwillekeurig gingen mijn gedachten terug naar een januarimaand 21 jaar eerder. Toen de kilte als een sluipmoordenaar bezit nam van mijn lichaam. In de tweede week van januari was er nog niet veel aan de hand. In de derde week had een neerslachtig gevoel zich meester van mij gemaakt. Huilbuilen, sombere gevoelens, de hele tijd moe zijn, geen plezier meer hebben in de dingen die ik deed, bang om onder de mensen te komen. Niets lukte meer, ik wilde alleen nog maar slapen.
Het was de tijd dat ik niet meer naar school ging, dat niets mij meer kon schelen, dat ik mij schuldig voelde over alles en dat ik mijn bed niet meer uit kwam. De tijd dat moeders de vrouw om 10 uur ’s ochtends de dekens van mij af sloeg en op mij inpraatte. Dat beneden de koffie klaar stond en dat aldoor in bed blijven liggen ook niet de oplossing was. Door mij werd het gevoel dat in mij zat ervaren als een algeheel gevoel van onbehagen, een unbearable lightness of being. Een gevoel die ook niet uit te leggen was aan andere mensen, mensen die nog nooit met een depressie of neerslachtigheid te maken hebben gehad. Die uiterlijk niets aan je konden zien omdat je aan de buitenkant niets mankeerde.
Het was de tijd dat ik op een dag zomaar de OV-jaarkaart gebruikte om per trein naar Amsterdam te gaan, waarschijnlijk op zoek naar mezelf. Mijn ouders ongerust achterlatend. Het was de tijd dat mijn zwager mij meenam om te zwemmen in Zuidlaren. En dat ik dacht, toen we langs Dennenoord reden, dat ik hier binnenkort opgenomen zou worden. De tijd waarin ik op spaarzame momenten troost en rust vond aan de gedachtes dat een verblijf in het klooster misschien wel wat voor mij zou zijn. Ver weg van alles en iedereen, op zoek naar de interne rust waarnaar ik zo verlangde. De tijd waarin ik wenste dat ik een been gebroken had. Gewoon, omdat de mensen dan konden zien dat je iets mankeerde en dat ze hiervoor wél begrip zouden hebben.
Het gevoel verdween net zo plotseling als dat het gekomen was. In juni moest ik voor school op een excursieweek naar Drenthe. Het was prachtig weer en het werd een mooie week op de Drentse hei. Ik weet nog dat ik op een gezellige klassenavond op de dansvloer de lachers weer op mijn hand kreeg door te slow-dancen met een reclamebord waarop een mooie vrouw stond afgebeeld. De lach en het clowneske kwamen terug, het gaf een ongelooflijke energie.
Weer thuis draaide ik vol overgave het nummer ‘I’m still alive’ van Pearl Jam. Mijn ouders waren blij, ik was er weer. En ik kon weer genieten van het sporten, van het uitgaan, van mijn studie, van mijn leven. In de zomermaanden ging ik door met studeren om de vakken die ik gemist had in te halen. Aan het eind van het jaar was ik weer bij. De depressie was overwonnen…
Het geroezemoes van zijn studievrienden deed mij weer bij mijn positieven komen. Ik wenste de vader heel veel sterkte toe met het verwerken van dit immens verdriet. En hoopte vurig dat zijn zoon de rust had gevonden waar hij zo intens naar verlangde…
Zo stil,
Hoewel ik je nog iedere dag mis,
En waar je nu ook mag zijn,
Echt het is,
Me helder,
Dat stilte nu jouw vriend geworden is.