Ik zie hem nog zo voor mij staan, opa Van Gennep. Hoewel hij al bijna 30 jaar niet meer onder ons is. Voor mijn gevoel was opa altijd al opa. Dat klinkt logischer dan het is. Tegenwoordig zijn er ook hele jonge opa’s die van alles met hun kleinkinderen ondernemen. Daar ik zelf een nakomertje ben was opa dus al te oud om mij overal mee heen te slepen of om er te logeren. Dat zal er waarschijnlijk ook niet ingezeten hebben als hij nog wat jonger geweest was. Volgens mij is het ook iets meer van latere tijden.
Opa zag er ook echt als een opa uit oude tijden uit. Een pantalon met een blouse, daaroverheen een grijze vest met V-hals, zwarte klompen, grijze pet en in de mond een mooie pijp. Dat rook best wel lekker als hij aan het pijpen was, en uiteraard bedoel ik daar het aan de pijp lurken mee. Ik moest altijd wel lachen om hem. Ik noemde hem altijd JR (een persiflage uit Dallas) of The Godfather. Hij was altijd wel wat in zichzelf aan het mompelen en had ook vrij extreme uitspraken. Met misdadigers had hij geen problemen, noch medelijden. ‘Zet ze maar tegen de muur aan en knal ze dan maar overhoop’.
Ik denk achteraf dat opa toen reeds een beetje aan het dementeren was. Maar daar had ik toen helemaal geen weet van natuurlijk. Ik weet nog dat we hem uit Garrelsweer ophaalden toen mijn moeder jarig was. Het kan ook uit ‘Bloemhof’ in Ten Boer geweest zijn. Bij mijn weten was oma er al niet meer of lag ze in het ziekenhuis. Mijn zuster Gerda was ook thuis, inclusief hond Basco. Deze had hij binnen de kortste keren helemaal over de rooie. Met zijn priemende vinger vroeg hij aldoor aan de hond hoe hij wel niet heette: ‘Bist doe Wasco, Sasco of Basco?, how haist doe den’?
Opa duldde ook geen tegenspraak, alles moest volgens zijn manier gaan. Het was duidelijk dat hij vroeger dé man in huis was en de broek aan had. Oma zal wel een hoop gecommandeer hebben moeten slikken…. Ik weet nog dat ik hem onder het eten eens verrast heb. Hoe ik het in mijn hoofd haalde weet ik nog niet, waarschijnlijk een lichte vorm van kortsluiting. Mijn hoofd liep na de actie dan ook behoorlijk rood aan. Ik liet hem namelijk een Panorama zien met een poster van een schaars geklede dame in bikini. Hij verslikte zich nog net niet in zijn soep maar daar mankeerde niet veel aan. Opa vond het bij nader inzien best wel interessant. Wij lagen dubbel van het lachen onder de tafel toen hij vroeg: ‘Wat is dat den, Bertje’?
Moeders de vrouw is inmiddels ook in de 80. Ook bij haar komt de ouderdom met gebreken. En ik herken steeds meer trekjes van opa in haar. Ze heeft haar hele leven lang gewerkt, dus stilzitten is er eigenlijk niet bij. Maar toch zal ze dat meer moeten doen. Een scan in het ziekenhuis wees uit dat ze botontkalking heeft. En dus mag ze geen zware, belastende dingen meer doen. Dat zint haar eigenlijk helemaal niet. Inmiddels hebben wij haar als kinderen zijnde verboden om op de stoel of krukje te staan om de kasten te stoffen. Veel te gevaarlijk. Dat weet ze ook donders goed dus toen ik een keer binnen kwam en ze toch op een stoel stond te stoffen zei ze, half verontschuldigend, ‘Kiek, doar komt politie aan, ik ben betrapt…’
Ze vindt het maar niets dat ze tegenwoordig zelfs achter een rollator moet lopen om wat langere afstanden te lopen maar zonder lukt ook niet meer. ‘Ik ben zo krom als een hoepel’, mompelt ze dan. ‘Zal wel in de genen zitten want pa had dat vroeger ook toen hij zo oud was’. En hoewel we als kinderen inmiddels zo veel mogelijk alle zware huishoudelijke klussen overgenomen hebben kan ze ook niet stilzitten. Ze weet dat een krukje verboden terrein is maar halverwege staande op de trap kan ze nog net met een stofdoek boven bij de lamp in de hal komen. En via het bed kan ze mooi de bovenkant van de kast in de slaapkamer schoonmaken. ‘Ik word ook steeds kleiner dus ik kan niet overal meer zo goed bij’, zegt ze dan verontschuldigend.
Maar het is nog steeds zo’n lieve vrouw hé, mijn moeder, het verzorgende zit er nog steeds in. Laatst nam ik haar en pa mee naar een verzorgingstehuis in Bedum. Naar een oude vriendin van beiden die zwaar dementerend is en eigenlijk de hele dag slaapt. En dat is behoorlijk confronterend. Met haar hand streelt ze de vrouw lief over haar gezicht. ‘Blief moar lekker sloap’n hoor’, wie goan zo weer vot’. Ik hoor haar nog tegen een zuster zeggen: ‘Het is toch wat hè, als een mens zo moet lijden, waarom moet dat toch?’
Ik slik nog eens als ik ze beiden in de auto mee terug neem naar huis. En druk een opkomende gedachte weg. Het in- en uitstappen wordt steeds moeilijker. Maar ze zijn er nog en ik hoop dat we nog lang van ze mogen genieten! En dat een verzorgingstehuis en nodeloos lijden hun bespaard mag blijven. Thuisgekomen gaat moeders direct weer over tot de orde van de dag. ‘Snel’ zet ze de pannen op het vuur want om klokslag 12.00 uur is het etenstijd! Net als vroeger is daar nog steeds geen speld tussen te krijgen. ‘Bedankt maar weer Bert en tot de volgende keer’!