Afgelopen zomer was ik er weer een keer. Op de begraafplaats van Toornwerd. Op de dag, dat hij jarig zou zijn geweest, stond ik bij zijn graf: 7 juni. Bij het graf van Hindrik. Hoewel de zon hoog aan de hemel stond, werd ik overmand door een kil gemis. Zes jaren waren er verstreken sinds zijn plotselinge heengaan, maar de tijd heelt niet alle wonden. Nadat ik de meegebrachte bloemen met zorg had neergelegd en ik in een gepaste houding een tijdje bij zijn graf stond, kwamen herinneringen aan hem boven.
In gedachten zag ik hem, geboren in de Geertruida Alberdastraat, als jonge Middelstummer door het dorp gaan. Toen naar Groningen: pedagogische academie, onderwijzer in Groningen. Zijn switch als directeur werkgelegenheidsprojecten en Sociale Zaken en Werk. En dan later weer terug naar het onderwijs als lid van het college van bestuur van het Noorderpoortcollege in Groningen. Hoe hij in die verantwoordelijke functies, altijd zichzelf was gebleven en nooit de mens uit het oog verloor.
Mijn gedachten zwenken naar zijn voorzitterschap van de v.v. Middelstum. Wat hij allemaal niet in touw heeft gezet in die jaren. En bij zoveel meer was hij betrokken. Onder andere zijn inzet voor borg Ewsum. Hij was een regelaar, een ritselaar met een groot vermogen om mensen van verschillende achtergronden met elkaar in contact te brengen.
De gedachten aan de cabarets en voorstellingen, die hij schreef, organiseerde en regisseerde komen boven. Creaties waarin hij zijn humor en hang naar het alledaagse en anekdotische leven kwijt kon. Het eerste cabaret van de v.v. Middelstum, in de kleine zaal van Vita Nova. Met een onovertroffen Elvis Presley, gevoelig vertolkt door Willem Slagter met het lied ‘ Love me tender’. Het jubileumcabaret van diezelfde voetbalclub met daarin het melancholieke lied over café De Burcht, gezongen door Harrie Westra. Mijn hart dwaalt naar de klanken en tekst van het clublied dat Hindrik schreef: ‘Mijn Middelstum, dat is toch alles, dat zit dwars door je heen’ en ‘spelen in het blauwe shirt dat is een hele eer, het is wel geen oranje, maar het zegt me toch veel meer’. Er komt een flard van een circustent bij me boven. Opnieuw een cabaret van de voetbalclub. Er is een bijzondere tv-verbinding met, ja heus, de legendarische Feyenoorder Rinus Israël, met zijn onverwachte en hilarische opmerking aan Gerard Bos: ‘Dag Oepie’. Cabaret…Voor mijn netvlies verschijnen De Vrouwenraad, 1 mei voorstellingen, het jubileum van de ijsvereniging De Schaats met schaatsers, die over water schaatsen en het douche-lied ‘Lekker waarm wotter’, het toneelstuk op Toornwerd, ‘Dorpen dansen om een ton’, Reünie 200 jaar Openbaar Onderwijs.
Nog veel meer heeft hij georganiseerd, deze regelaar. Eens, bij de opening van de Euroborg (Groningen-Heerenveen) had hij kaarten voor mij geregeld. Ik moest dan ergens in Groningen staan en dan zou er een man komen om de kaarten aan mij te overhandigen. Als die man dan tegen mij het codewoord ‘Hindrik’ had gezegd, moest ik ‘Schollema’ zeggen. Toen ik in het stadion zat en Arjen Robben de Euroborg net had geopend, ringtoonde, bij een voor mij vreemde man, het mobieltje. Hij nam op, keerde zich om en zei vragend: ‘Bob Haanstra?’ Ik zei zeer verbaasd: ‘Ja’. ‘Telefoon voor je’, zei de man… ‘Hindrik Schollema’. Typisch hem. Hij had me zien zitten en kende die voor mij vreemde man van zijn werk en zocht in dat volle stadion zo contact met me. Hij zat op de eretribune bij de boxen: we zwaaiden even naar elkaar. Het was de laatste keer, dat ik hem levend heb gezien. Met een lach op zijn gezicht, zwaaide hij me vaarwel.
Er komt een lied in mijn gedachten, dat hij schreef: ‘Hol mien haand vast ien dien haand…’k wol dat dat aine nog ain keer kon, hol mie vaast’. Woorden die ook staan op zijn rouwkaart. Een lied waarin een vrouw terugblikt op het leven met haar man. Maar het kan ook andersom. Een man, die omziet naar het leven met zijn vrouw. En telkens op de hoogtepunten: bij de eerste smok, bij het verloven, bij het trouwen, bij het kindje in de wieg, zingen ze elkaar dit refrein toe: ‘hol mien haand vast, eemkes veur ain tel, of het eeuwig wezen zal, hol mie vast’. In het laatste couplet, zit de vrouw eenzaam voor het raam. Haar man is zes jaar geleden gestorven en verzucht dan verdrietig: ‘ ‘k wol dat dat aine nog ain keer kon, hol mie vast…’
Staande bij het graf tjilpt een vogel me terug naar het heden. De zon is achter de wolken verdwenen, maar de herinneringen aan Hindrik Schollema hebben m’n hart verwarmd. Nee, dat ‘aine’ kan niet meer. Hem een ‘haand’ geven. Maar als er een hemel is, en ik geloof en weet dat die er is, dan is Hindrik daar.
Lopend op de zachte grond verlaat ik de begraafplaats van Doord. Nog één keer kijk ik om en besef: door al die herinneringen, blijft hij leven. ‘Of het eeuwig wezen zal’.
Bob Haanstra
(Dominee Bob Haanstra woonde jarenlang in Middelstum en schreef regelmatig voor het Middelstumer voetbalclubblad. Tegenwoordig is hij predikant van de PKN-kerk in Steenwijk.)