(Maandag 23 september jl. mocht ik op audiëntie komen bij één van Nederlands meest beroemde en beste schilders van dit moment, Henk Helmantel. Helmantel, in 2008 uitgeroepen tot Kunstenaar van het jaar, was nog even druk in de weer voor een interview die hij aan het Nederlands Dagblad had gegeven. Om de tijd ‘te doden’ mocht ik rondlopen in de expositieruimte waar op dit moment de expositie ‘Van Helmantel tot abstract’ plaatsvindt. Ik moet zeggen, er zijn mindere plekken om te vertoeven. En zo liep ik een kwartiertje rustig en ongestoord door de prachtige ruimtes van museum ‘De Weem’, door kamers vol met waardevolle kunstschilderijen. Even later werd ik ontboden in Henk zijn atelier. Zijn laatste werken werden aan de kant geschoven, de penselen opgeruimd en het interview kon beginnen…)
Wilde u van kinds af aan al kunstschilder worden?
Absoluut, ik had er reeds op heel jonge leeftijd aanleg én belangstelling voor en was er constant mee bezig. Vanaf mijn 10e werd het echt serieus. Ik was vaak aan het tekenen. Met kleurpotloden wel te verstaan, geld voor verf was er aanvankelijk niet. Vanaf mijn 15e mocht ik eindelijk met olieverf aan het schilderen, tussendoor ben ik ook nog met wascokrijt bezig geweest.
Ik heb vooral mijzelf gemotiveerd en geïnspireerd om mij als kunstschilder verder te ontwikkelen. Wel kreeg ik vaak mooie opmerkingen en complimenten over mijn tekeningen, wat natuurlijk ook een grote stimulans was. Op school won ik vaak prijzen wanneer ik aan kleur- en tekenwedstrijden meedeed. Tijdens één van die wedstrijden was er iemand anders die won en toen was de hele school, inclusief ikzelf, blij dat er ook eens iemand anders won, haha.
Wat voor opleidingen heeft u gehad?
Na mijn middelbare schooltijd ben ik naar de Academie Minerva gegaan. Dit was een opleiding van vier jaar die ik niet graag had willen missen. Niet alleen omdat de vaardigheden in het tekenen en schilderen daar enorm zijn toegenomen maar het was ook goed voor mijn algemene, culturele vorming en mijn kennis van de kunsthistorie. Ik volgde gerichte vakken als decoratief, landschap, portretten, modellen, perspectief, anatomie, stillevens, kerk- en kloosterinterieurs. Die laatste twee vakken waren mijn favorieten. Ook werd ik in die tijd een groot liefhebber van de Middeleeuwse architectuur.
Was u direct een beroemd schilder, of te wel wanneer volgde de doorbraak?
Niemand is direct een beroemd schilder, dit was een gestage ontwikkeling. Toch heb ik over belangstelling nooit te klagen gehad. In 1967 had ik mijn eerste expositie in de Lopster kerk. Deze had ik zelf georganiseerd tijdens de Lopster winkelweek, tegenwoordig heten dit soort fenomenen feestweken. Er was dus de hele week veel aanloop in het dorp en gelukkig ook in de kerk.
Ik had 30 kunstwerken tentoongesteld en kreeg hierop veel lovende reacties. Ook heb ik hier mijn eerste kunstwerken verkocht. Op den duur word je gevraagd. Zo kwamen mijn werken in 1969 in Amsterdam te hangen, in galerie Mokum. Eerst in groepsverband, maar vanaf 1971 zelfstandig. Dit waren zogenaamde verkooptentoonstellingen waarbij meerdere schilders maximaal 15 kunstwerken voor de verkoop aan mochten bieden.
Hoe lang doet u over een schilderij?
Dit varieert doorgaans van drie dagen tot twee maanden. Eén werk heeft mij vijf maanden gekost maar dit was dan ook een hele bijzondere. In 1980 heb ik namelijk de inhuldiging van Beatrix tot Koningin geschilderd in De Nieuwe Kerk van Amsterdam. Ik ben zelf niet bij de inhuldiging geweest maar heb wel van te voren de kerk bezocht. Van de inhuldiging zijn foto’s gemaakt en deze zijn naar mij opgestuurd. Zo kon ik deze schilderij, met als afmetingen 132 x 100 cm, uiteindelijk maken.
Ik werk 9 a 10 uur op een dag. ’s Morgens om 08.00 uur begin ik te schilderen en afhankelijk van de inspiratie schilder ik dan de hele dag door. Tegen 21.30 uur is het dan wel mooi geweest. Doorgaans schilder ik ongeveer 20 kunstwerken per jaar. Gelukkig gaat de verkoop van mijn werken rustig door. De meeste worden aan particulieren verkocht maar ook aan bedrijven en musea.
Sinds wanneer bestaat museum ‘De Weem’?
Ik ben hier in 1967 komen wonen, in 1974 is de herbouw gestart. Het huis is weer (in etappes) in de oorspronkelijke staat herbouwd. Ik heb met alle verbouwfases meegeholpen met de vakmensen die dit voor elkaar gekregen hebben. Intensieve jaren want de verbouw gebeurde natuurlijk naast het schilderen wat ook ‘gewoon’ doorging. In 1985 was de herbouw voltooid en toen hebben we het huis als expositieruimte ingericht. Hieruit ontstond museum ‘De Weem’. Het is uiteindelijk geworden zoals we het voor ogen hadden, wat dat betreft is ons ideaal verwezenlijkt.
Museum ‘De Weem’ is dit jaar geopend van begin mei t/m zaterdag 26 oktober op de donderdag-, vrijdag- en zaterdagmiddag van 13.00-17.00 uur. In het museum hangt doorgaans eigen werk, af en toe afgewisseld met themavoorstellingen met werk van andere schilders.
Hoeveel mensen komen er jaarlijks op af?
Gemiddeld 10.000 bezoekers per jaar met uitschieters naar 15.000 per jaar zoals in 2010 toen ‘De Weem’ 25 jaar bestond. Dat was een extreem druk jaar waarbij het soms wel eens te druk was met 200 tot 300 toeschouwers op een middag. Gelukkig regelt mijn vrouw Babs met nog twee anderen het hele interne gebeuren zoals gasten ontvangen, koffie zetten, vragen beantwoorden en werkzaamheden aan de kassa.
Wat is het hoogte- en wat het dieptepunt uit uw schildersbestaan?
Het dieptepunt is de diefstal van 37 kunstwerken geweest die in 2000 uit ‘De Weem’ zijn gestolen. Dit heeft een behoorlijke input op ons leven gehad. Het betroffen allemaal werken uit de eigen collectie die een behoorlijke tijdspanne omvatten. Een groot gedeelte uit mijn schilderscarrière was verdwenen. Het was een spannende tijd maar gelukkig zijn alle werken onbeschadigd teruggevonden en de daders gepakt. Het gebeuren stemde natuurlijk wel tot nadenken en er zijn na die tijd de nodige maatregelen getroffen om herhaling te voorkomen.
Gelukkig zijn er ook vele hoogtepunten. Het allermooiste moment uit mijn carrière is misschien wel de opening van de tentoonstelling in de Martinikerk in Groningen geweest van 4 juli jl. Een volle kerk met 400 bezoekers, het mooie orgelmuziek en de prachtige speech van de directeur van de Groninger Museum maakten het geheel tot een prachtige dag.
Ook andere tentoonstellingen behoren tot de hoogtepunten zoals de tentoonstelling in het Asser museum waarop in twee maand tijd 44.000 bezoekers afkwamen. Of de tentoonstelling in ‘Het Rembrandthuis’ in Amsterdam die ook ongeveer 40.000 bezoekers trok. De tentoonstelling in de tweede stad van Taiwan, Kosiung, beschouw ik als een absoluut hoogtepunt. In het grote, schitterende kunstmuseum van deze stad werden 109 van mijn werken tentoongesteld. In de vier maanden dat mijn werken in dit museum hingen hebben 75.000 mensen ze gezien, uiteraard hebben we zelf ook een bezoek aan deze expositie gebracht.
U heeft een bijzondere relatie met het Groninger Museum?
Geen relatie kun je gerust stellen. Tot dusver zag men het niet zitten om mijn werk in het Groninger Museum tentoon te stellen. Maar er is een kentering gaande. De nieuwe directeur, de Duitser Blühm, opende dus de tentoonstelling in de Martinikerk en sprak er lovende woorden over mijn schilderijen. Hij vindt het belangrijk dat er aandacht besteed wordt aan dat wat er zich hier in het Noorden op kunstgebied afspeelt. Ik zou het waarderen als mijn werken ook in het Groninger Museum komen te hangen maar mijn carrière hangt er gelukkig niet van af.
Hoe is de expositie in de Martinikerk verlopen?
Ik ben zeer tevreden over deze expositie, die als naam ‘Helmantel in de Martini’ meekreeg. In twee maand tijd zijn er 12.000 bezoekers geweest. In de kerk hingen 31 werken, voornamelijk de wat grotere stukken uit mijn collectie.
Heeft u nog leuke schildersanekdotes?
Ach, het schilderwerk levert natuurlijk enorm veel contacten en gesprekken op. Velen betitelen mijn schilderijen als ‘net echt’. ‘Het zijn net foto’s’, zei een bezoeker die ik al wel vaker gezien had in het museum. ‘Waarom bent u dan hier al weer, foto’s kunt u toch ook thuis bekijken?’ Tja, het zijn wel foto’s waar wat bijzonders mee aan de hand is natuurlijk.
Toen ik hier in het dorpshuis een expositie had, bracht ik een schilderij waarop een grote, rode kast stond afgebeeld naar binnen. De beheerder van het dorpshuis, die op een afstandje stond te kijken, dacht dat ik daadwerkelijk met een rode kast naar binnen liep.
Wat zijn uw hobby’s, heeft u nog nevenactiviteiten?
Het Christelijk geloof en levensovertuiging speelt een belangrijke rol in mijn leven. We zijn nauw betrokken bij de PKN kerk. Verder ben ik al 37 jaar actief als voorganger bij begrafenissen hier in Westeremden, en zet ik mij in voor ‘Kerk en Israël’ en het CDA.
Tevens luister ik graag naar klassieke muziek en ben ik erg geïnteresseerd in de Middeleeuwse bouwkunst. Mijn vrouw en ik bezoeken dan ook vaak diverse musea in het binnen- en buitenland, en zijn hierbij voornamelijk georiënteerd op West-Europa. We verzamelen kunst en antiek en deze collecties worden ook regelmatig uitbesteed en tentoongesteld. Chinese bronzen voorwerpen en Romeinse glaswerken behoren tot onze favorieten.
Kunt u iets over uw gezin vertellen?
Ik ben getrouwd met Babs en samen hebben we vier kinderen gekregen en inmiddels zijn we ook in het rijke bezit van vier kleinkinderen. Babs is bijzonder actief voor de kerk, het dorp en onze museum. Tegenwoordig organiseert ze ook rondleidingen door ons huis die uiteindelijk helemaal tot museum zal worden omgebouwd.
We hebben gelukkig altijd een mooi gezinsleven gehad wat uiteindelijk dus heeft geresulteerd in drie zonen en één dochter. Onze oudste zoon is naar Zweden verhuisd en werkt daar in de autotechniek. Onze tweede zoon kweekt witte plantenzaden en onze jongste zoon was vroeger een fanatiek wielrenner en is nu als trainer/coach/begeleider werkzaam voor de Nederlandse Argos-Shimano wielerploeg die in de Tour de France van dit jaar in de persoon van sprinter Marcel Kittel drie etappes won. Onze dochter woont naast ons en werkt bij een kunstuitgeverij.
U woont uw hele leven al in Westeremden?
Ja, ik ben hier in 1945 op een kwekerij geboren. Het kwekersbestaan is doorgaans geen vetpot en bestaat uit hard werken en relatief weinig inkomsten. Ik ben verknocht aan het Groninger Hogeland maar voel me ook Nederlander en (West) Europeaan.
Wilt u verder nog iets kwijt?
Ik ben nu 68 jaar en nog steeds goed gezond. Ik hoop dat mij nog enige vruchtbare jaren gegund worden en dat ik nog een tijdje door mag blijven gaan. Het zou zonde zijn als ik het schildertalent wat ik heb meegekregen niet meer kan gebruiken. Ik zie het als een gave die ik moet blijven uitoefenen. Schilderen is mijn grote passie en mensen vinden mijn werk mooi dus waarom zou ik stoppen? Het is in mijn vak niet uitzonderlijk als je tot je 80e doorgaat…
(En zo loop ik na mijn bezoek aan een groot kunstenaar op een mistige maandagavond door de landerijen terug naar mijn auto. Onderwijl nog even een blik werpend op het prachtige, mystieke ‘De Weem’ die er in de mist bijligt als een mooi, groot landhuis in de Middeleeuwen. Ondanks alle media-aandacht en successen is de schilder Helmantel heel gewoon gebleven. Noord Nederlandse Nuchterheid kenmerkt hem derhalve. De komende tijd zal hij zich ongetwijfeld vol overgave storten op het tot stilleven brengen van het witbrood en de drie rijpe appels die op zijn werktafel uitgespreid liggen. Ik wens Henk Helmantel nog vele mooie, gezonde schilderjaren en schilderstillevens toe! Meer info over de schilder en de samenwerking met Zus Enzo is te vinden op www.helmantel.nl)