Voorjaar 1982.
Als vierjarige ‘bukken’ sta ik met een emmer vol rupsen in de groentetuin. Opa leert me rupsen zoeken in de ‘mous’, in de groentetuin langs de gracht van een klein boerderijtje aan de Wolddijk in Bedum. We wonen er tijdelijk, in afwachting van onze verhuizing naar een nieuw huis ‘in het dorp’. De boeldag is enkele maanden achter de rug: de melkkoeien, het grasland en de machines zijn via de notaris per opbod verkocht. De boerderij verderop aan de Wolddijk heeft een nieuwe eigenaar. Op de plek waar mijn wieg stond, slaapt inmiddels een nieuwe boer met zijn gezin. De overgebleven spullen staan in dozen opgeslagen in de schuur van ons tijdelijke huis.
Superheffing
De verhuizing van de boerderij naar het dorp is niet helemaal uit eigen wil ontstaan. De invoering van het melkquotum dwingt mijn ouders, net als veel andere melkveehouders, om begin jaren ’80 fors te investeren. In diezelfde periode breekt echter de tweede oliecrisis uit in het Midden-Oosten. Vanaf 1978 stijgt de hypotheekrente naar een recordhoogte van maar liefst 13,5% in 1981. Veel boeren zien de bui hangen en ook mijn ouders durven de sprong niet te wagen. Geld lenen is te duur, en dus gaat de boerderij in de verkoop. Ook omdat mijn beide broers weinig ambitie lijken te hebben om het bedrijf op termijn over te nemen. En mijn mogelijke toekomst als boer ligt nog veel te ver in de toekomst.
Rurale idylle
Van de boerderij herinner ik me niet veel, slechts enkele flarden. Toch is de hang naar de boerderij en het vrije leven altijd een rol blijven spelen. Als de maaimachines in het voorjaar het weiland inrijden, merk ik onrust in mijn lijf. Tegelijkertijd weet ik dat het vooral de leuke dingen zijn die me aantrekken. Zeven dagen per week, 365 dagen per jaar om 05.30 uur opstaan en ’s avonds om 23.00 uur de koeien afvoeren is toch van een heel andere orde. Maar toch, dat vrije leven blijft kriebelen…
Dromen kraken
Een bekend Joods gezegde luidt: ‘im tirtzu, ein zo agada; ve’im lo tirtzu, agada hi ve’agada tisha’er’. Vrij vertaald: als je iets echt wilt, hoeft het geen droom te zijn. En als je het niet echt wilt, blijft het een droom. Met Mariska heb ik het er vaak over gehad: zullen we buiten gaan wonen? Ruimte om het huis en dichtbij de natuur. We hebben veel plekjes bekeken en lang gezocht. Tot we een tip van de plaatselijke aannemer kregen: “daar moet je eens gaan kijken; een daalders plekje”. We wisten het meteen: dit gaat het worden. Een spannende en slopende tijd volgde: wachten, wachten en nog eens wachten. Het joodse gezegde spookte vaak door het hoofd: het is geen droom, dit willen we.
Mei 2019
Ik sta met een schoffel tussen de jonge sla- en koolplantjes in de groentetuin van de Toornwerderweg. Opa is inmiddels dood. Rupsen zijn in geen velden of wegen te bekennen. Slakken des te meer. In de lucht cirkelen jonge zwaluwtjes van links naar rechts, in de heg kwettert een koolmeesje er lustig op los. In de verte klinkt de schorre schreeuw van een fazant. Toornwerd is prachtig. We wonen er tijdelijk, in afwachting van de verbouwing van Gronings Hoop. Het huis aan de B. Entensweg is inmiddels verkocht. Een boeldag was deze keer niet nodig: we waren er snel uit met de enthousiaste kopers. De notaris hoefde slechts de akte te passeren. Nog even geduld en dan zitten we weer bij de notaris om de sleutels van de boerderij aan de Onderdendamsterweg in ontvangst te nemen. Gelukkig ook zonder oliecrisis deze keer: de hypotheekrente staat historisch laag.
Van het dorp, via een tijdelijk huis met groentetuin, terug naar ‘buiten het dorp’.
De cirkel is rond 🙂