Bij de Molen
Knis Beheer
KOOZAA
Huitsing & Poort
Hotel 't Gemeentehuis
De Kleine Munt

Marko Datema, Kamperen is een hel. Of toch niet?

Ik word wakker van de Duitse koekoek. Hoe laat zal het zijn? De eerste nacht op de harde en koude bosgrond heeft zijn uitwerking niet gemist. Zodra ik mijn lichaam half omdraai – op zoek naar mijn telefoon – trekken de eerste pijnscheuten door mijn onderkoelde onderrug. De Warsteiners in mijn blaas zijn ook afgekoeld en willen eruit. Naast me is alles nog in diepe rust. Voorzichtig kruip ik op handen en knieën van het luchtbed af, terwijl nu ook de rest van de pijnscheuten zich een genadeloze weg omhoog banen door mijn stramme spieren.

In het halfdonker ga ik op zoek naar de rits. De binnenste van het muskietennet is redelijk snel gevonden. Om Mariska niet wakker te maken doe ik hem langzaam open. Voor de rits van de buitentent moet ik me verder uitrekken. Mijn rechterknie maakt een voltreffer in een dennenappel, die onder het dunne grondzeil van ons minimale koepeltentje verstopt ligt. Een venijnige pijn schiet door mijn knieschijf. Binnenmonds vloekend verplaats ik mijn gewicht nog verder en ga met mijn rechterhand op de tast naar de rits.

Het tentdoek duwt klam tegen mijn handpalm, terwijl ik met mijn elleboog in het natte gras leun. Na een paar pogingen vind ik het stukje metaal dat mij kan bevrijden uit deze katoenen gevangenis. Met een zachte ruk trek ik het open en steek mijn hoofd buiten de tent: net op tijd om het koude waterstraaltje dat zich na de regenbui op de tent heeft verzameld met mijn nek op te vangen. Dat is de druppel, waarmee ook mijn laatste soepele lichaamsdelen verstijven. Als een aangeschoten kat die zojuist een emmer water over zich heen heeft gekregen schiet mijn slungelige lichaam uit de tent. Bij het uitstappen mist mijn grote teen het bandje van de slipper, waardoor ik met mijn blote voet in het natte gras beland.

Ik haat kamperen.

Mariska niet. Zij ging als klein kind al ieder jaar met haar ouders, zusje en broertje in de tent op pad. Naar exotische oorden als Frankrijk of Italië. Campings met zwembaden, riviertjes en kinderdisco’s. 1.600 kilometer met een oude auto en een volgepakte aanhanger. Drie kinderen op de achterbank, een hijgende hond op schoot en badlakens voor het raam tegen de brandende zon. Ondanks al die ontberingen houdt ze toch nog steeds van kamperen.

Voor mij blijft het een stoffige nachtmerrie. Ik ben als kind drie keer op vakantie geweest. Een vakantiehuisje in Westerbork was de verste bestemming, met halverwege een picknick op de parkeerplaats langs de A28. Kamperen vormde dus geen onderdeel van mijn inprentingsfase, en waarschijnlijk is het daar misgegaan. Toch laat ik me af en toe verleiden. “Even lekker eruit, gewoon in een tentje”, had Mariska gezegd. Dat was de reden dat we met Hemelvaart in de auto stapten. Richting Rügen. Het Noordwijk van de voormalige DDR. En ooit het Biarritz van de Nazi’s. Daarover later meer.

We hadden ons voorgenomen om een weekend op het luchtbed voor de tent in de zon te gaan liggen relaxen. Een duik in de zee, boekje erbij, koud biertje en de gietijzeren retro-barbecue om maiskolven in de roomboter te stoven (de kleine barbecue is de enige gadget waar ik tijdens het kamperen wel blij van word).

Maar vandaag geen barbecue in de zon. De grijze lucht voorspelt een bak met regen. In gedachten hoor ik de tikken op het tentdoek en ik huiver bij het idee. Als ik terugkom van de toiletten blijkt Mariska inmiddels ook wakker te zijn. Ik dank ZEN op mijn blote knieën als Mariska voorstelt om buiten de (tent)deur te gaan ontbijten. We stappen snel in de auto en schuiven aan bij een uitgebreid Frühstückbuffet in het eerste-de-beste Kürhotel dat we tegenkomen.

Een volle maag doet de ellende vergeten. Rügen is een prachtig schiereiland langs de Duitse Noordkust. Het ligt tegen de grens met Polen en aan de Oostzee, op ongeveer zes uur rijden van Middelstum.  Het landschap herbergt indrukwekkende krijtrotsen en oneindig glooiende oerbossen. Op de meeste plekken langs de kust zie je dat de Oost-Duitse architectuur in rap tempo plaatsmaakt voor het gerief van rijke Duitse pensionado’s. Luxe hotels met overdekte terrassen en strandstoelen, boulevards met schreeuwerige eettentjes.

En de toeristische topattractie is de stoomtrein die tijdens het zes-kilometer-lange ritje van Göhren naar Sellin meer CO2 uitstoot dan de RWE-centrale in een hele maand. Gelukkig is op sommige plekken de echte historie nog te vinden. Neem Prora, de belangrijkste reden dat we onze tent in Rügen hebben opgezet. Het verhaal van Prora is er één van absurdistische megalomanie. Bedacht door niemand minder dan Adolf Hitler.

Hoewel nationaal-socialisme vrijwel nooit in verband wordt gebracht met massatoerisme hadden de nazi’s een duidelijke visie op vrije tijd en vakantie. Voor toeristische reizen binnen Duitsland moesten volgens Hitler vijf zeebaden gebouwd worden. Het eerste was Prora op het eiland Rügen, de andere vier zouden gebouwd worden op het Timmendorfer Strand, Kolberg en in Oost-Pruisen. De leiding van dit Kraft Durch Freude (KDF)-project was in handen van de leider van het Duitse Arbeidersfront (DAF), Robert Ley. Het KDF was een onderafdeling van het Duitse Arbeidersfront (DAF) en was opgericht met de bedoeling om de Duitse arbeiders te belonen voor goed werk, maar ook om ze in hun vrije tijd te controleren en te begeleiden. Voor de arbeiders betekende dit betaalde vakanties en goedkope reizen.

Op 2 mei 1936 gaf Hitler het bevel tot de bouw van Prora. In dit vakantiecomplex, gelegen aan een van de mooiste stranden van Duitsland, moesten 20.000 mensen kunnen logeren. Er zouden zwembaden met kunstmatige golfslag komen bij het hotel, maar ook open zonneterrassen met ingebouwde infrarood-gestuurde straalkachels en vloerverwarming; een bioscoop; een theater en een feestzaal met 25.000 plaatsen. Aan de kade zouden cruiseschepen kunnen aanleggen en wellicht ook U-boot onderzeeërs. Het complex in Prora is maar liefst 4,5 (!) kilometer lang en herbergt 10.000 tweepersoonskamers van 5 bij 2,5 meter. Allemaal met uitzicht op de Oostzee.

Rond 1940 zouden de eerste gasten arriveren, maar door de oorlog moest de bouw worden stilgelegd. De acht hotelblokken, de kade en het theater waren toen ruwweg af. De feestzaal en de golfslagbaden werden nooit gerealiseerd. De enige gasten die Prora tijdens de Tweede Wereldoorlog zou ontvangen waren vluchtelingen uit Hamburg.  Het gebouw is één massief blok ijzer en beton. Tijdloos en onverwoestbaar. De NAM zou er een voorbeeld aan kunnen nemen bij het versterken van onze huizen. 

Na de oorlog deed het Rode Leger een poging om het complex te slopen, vanwege de grote schaarste aan bouwmaterialen. De Russen gaven de hoop echter al snel op en namen uiteindelijk zelf hun intrek in het gebouw. Na de Wende van 1989 werd Prora overgedragen aan de Bundeswehr. In 1992 verliet het Duitse leger het complex weer en sindsdien doet het dienst als discotheek, asielzoekerscentrum, jeugdherberg, atelier, museum, ontmoetingscentrum voor jongeren en horecagelegenheid.

Prora is lange tijd een blok aan het been van Duitsland geweest. Een onuitwisbaar schaamtesymbool voor een zwarte bladzijde in de geschiedenis. Tegelijkertijd is er belangstelling voor het complex. Grote delen zijn verkocht aan projectontwikkelaars, die het gebouw langzaam omtoveren tot appartementencomplex of hotel. Het is dus mogelijk om ruim 70 jaar na dato als vrij toerist te overnachten in de absurdistische megalomanie van Hitler.

We overwegen het een moment, daar in de regen. Gewoon één nachtje, lekker droog in een zacht bed….Ach nee, zo’n hekel aan kamperen heb ik ook weer niet. We rijden terug naar de camping aan het strand. Even later kruip ik om handen en knieën weer de tent in. De slippers alvast omgedraaid in de voortent. De rits dicht. In de klamme slaapzak. Nog twee nachten volhouden… Morgen schijnt de zon weer. 

Bert Koster
Middelstum
info@bert-koster.nl
bertkoster1@gmail.com
www.bert-koster.nl
06-51715098
0595-552405
KvK nummer: 57250278
BTW nummer: NL001445322B69